Confreries werden oorspronkelijk opgericht voor het beoefenen van een of andere devotie of zij hadden een werk van naastenliefde tot specifiek doel. Voor de H. Barbara-confrerie was dat het garanderen van een zielemis voor haar leden en het begeleiden met flambeeuwen van het H. Sacrament bij “berechtingen”.
De H. Barbara wordt aanroepen als beschermster tegen een plotselinge dood. Naamdag: 4 december.
Vooral de Heilige Barbara was erg populair in besloten kloosters, omdat zij de patrones was van een zalige (onverwachte) dood. Nonnen en monniken in besloten kloosters legden zich immers toe op het leven na de dood, dat zij als het echte leven beschouwden. Zij dienden zich steeds bewust te zijn dat hun einde naderde, en leefden ook in verwachting van dat einde. (Van Dijk 1987, 151) ‘Hun leven was een voorbereiding op dood en oordeel.’ (Van Dijk 2000, 107) De dood was voor hen de laatste drempel voor zij aan het eeuwige leven begonnen, en uiteraard wilden zij dit goed doen. (van Dijk 1987, 151) Het is dus erg waarschijnlijk dat zij vaak tot de Heilige Barbara baden, aangezien deze heilige haar gelovigen hielp bij het verkrijgen van een zalige dood.
1.2 Sint-Barbara
1.2.1 Algemeen
1.2.1.1 Leven van Sint-Barbara
In Een rij van spiegels geeft Matilde van Dijk een beschrijving van het leven van Sint-Barbara op basis van de korte viten die zij bestudeerde. Het verhaal gaat als volgt:
In de tijd van Maximianus leeft een schatrijk man, een zekere Dioscorus hij is een heiden. Dioscorus heeft één dochter, Barbara, die hij niet wil uithuwelijken. Daarom sluit hij haar op in een toren, in de hoop dat ze zo aan de aandacht van potentiële aanbidders zal ontsnappen. Tevergeefs: al spoedig melden zich diverse huwelijkskandidaten, allemaal van zeer hoge komaf. Wanneer Dioscorus Barbara de aanzoeken voorlegt, smeekt ze hem haar niet te dwingen tot een huwelijk. Hij is zeer met dit antwoord ingenomen. Bij wijze van cadeau laat hij naast de toren een badhuis bouwen met twee ramen. Als de bouw in volle gang is, vertrekt hij voor een lange reis. Zijn dochter haalt de werklieden over in plaats van twee drie ramen aan te leggen. Ze gaat het badhuis binnen en wordt gedoopt. Daarna spuugt ze de afgodsbeelden in haar toren in het gezicht en brengt haar dagen verder in gebed door.
Wanneer Dioscorus terugkomt, wachten hem twee onaangename verrassingen. Het badhuis is niet volgens zijn aanwijzingen uitgevoerd en zijn dochter is van geloof veranderd. Barbara legt hem uit dat de drie ramen de hele mensheid verlichten. Ze verbeelden namelijk de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Overmand door woede grijpt Dioscorus zijn zwaard om zijn dochter te doden. Barbara bidt God om hulp. De steen, waarop ze staat, scheurt los van de grond en vliegt met haar weg in de richting van een hoge berg. Daar ontmoet ze twee herders. De ene wil haar verbergen. De andere verraadt haar aan haar vader. Barbara vervloekt hem. Herder en kudde veranderen in sprinkhanen.
Dioscorus sleept Barbara aan haar vlechten de berg af. Eerst probeert hij haar zelf tot afzwering van het christelijk geloof te brengen. Wanneer dit niet lukt, sluit hij zijn dochter op in een donkere kerker. De volgende dag levert hij haar uit aan de plaatselijke rechter. Twee dagen van discussie en marteling volgen. Bij de martelingen komen onder andere geseling met verschillende attributen, gedeeltelijke verbranding, amputatie van de borsten en naakt tentoonstellen voor. Barbara doorstaat alles blijmoedig. Uiteindelijk veroordeelt de rechter de heilige ter dood. Voor haar executie vraagt Barbara God haar toekomstige aanbidders hun zonden te vergeven. Dioscorus voert zelf het vonnis uit. Als straf voor deze wandaad wordt hij door de bliksem getroffen. Hij verbrandt tot as. Tegelijkertijd met Barbara wordt nog een andere maagd, Juliana, onthoofd.
Een zekere Valentinus begraaft de lijken van de maagden in een kapelletje, waar vanaf dat moment wonderen gebeuren. De executie vond plaats op 4 december in de zonnestad. (Van Dijk 2000, 30)
In hoeverre dit alles ook werkelijk gebeurd is, is niet bekend. Van Dijk wijst erop ‘dat in de hagiografie historische feiten en fictieve elementen [vaak werden] samengevoegd. [Daardoor is] het moeilijk na te gaan wat nu precies waar gebeurd is.’ (Van Dijk 1987, 141) Meer nog, op basis van de overgeleverde viten stelt zij dat ‘Barbara zelf […] van twijfelachtige historiciteit [is]: de gegevens over haar leven zijn vaag, tegenstrijdig, clichématig en soms uitermate ongeloofwaardig.’ (Van Dijk 1987, 141) De verschillende bronnen met levensbeschrijvingen van Sint-Barbara zijn het ook niet eens over elementen als datering, plaats van herkomst, enzovoorts. Nu eens komt ze uit Syrië, dan weer uit Egypte. Volgens sommigen leefde ze in de derde eeuw, terwijl anderen haar in de vierde eeuw na Christus plaatsten. (Van Dijk 1987, 141) Bijgevolg behoort de Heilige Barbara van Nicomedië tot de fictieve heiligen, namelijk die ‘heiligen, over wie we weinig meer gegevens hebben dan een naam, plaats van herkomst of sterfdatum.’ (Van Dijk 1987, 144)
1.2.1.2 Sint-Barbara als patrones
Ondanks de gegronde twijfel over de authenticiteit en echtheid van Sint-Barbara’s leven, is het verhaal toch van belang. Haar levensbeschrijving biedt namelijk een verklaring voor haar functie als beschermheilige tegen brandgevaar en blikseminslag. Zij werd immers gemarteld met brandende fakkels, en voor zijn rol in haar executie werd haar vader gestraft en gedood door een blikseminslag. (Claes 2006, 46) Naast beschermheilige is Sint-Barbara ook patrones voor de zalige dood. Dat houdt in dat zij haar vereerders (en eventueel andere goede gelovigen) hielp wanneer zij een onverwachte dood tegemoet gingen. Ze redde hen zelden van de dood zelf, maar rekte het overlijden, zodat de gelovige de kans kreeg om de biecht af te leggen en het sacrament ontvangen, en zo ondanks de onverwachte dood toch het eeuwige heil verwierf. Ook de reden waarom net Sint-Barbara dat patronaat kreeg, is terug te vinden in haar levensbeschrijving. Dat verhaalt immers hoe Barbara vlak voor haar dood in een gebed tot Jezus vroeg of zij voortaan alle mensen mocht bijstaan in hun laatste uur. Dat verzoek werd ingewilligd, en bijgevolg werd zij patrones bij een plotselinge dood. (Van Dijk 1987, 148) Hoewel ook bij veel andere heiligen de verklaring voor hun patronaat in hun legende te vinden is, is de verklaring weinig bevredigend. Haar patronaat van de zalige dood blijkt immers enkel gebaseerd op een verzoek van de heilige zelf. Ook andere verklaringen lijken niet voldoende. Huizinga, bijvoorbeeld, stelt dat het te maken heeft met de wijze waarop de heilige afgebeeld wordt. De beeltenis zou iets sensationeels hebben waardoor het een zekere aantrekkingskracht uitoefent op de mensen. (Van Dijk 2000, 28-29) Wanneer Sint-Barbara wordt afgebeeld, is dat bijna altijd met een toren, die naar haar opsluiting verwijst. Soms houdt zij ook een struisvogelveer of een zwaard vast; die attributen verwijzen naar respectievelijk het geschenk van Christus en haar executie. (Claes 2006, 46) Met uitzondering van het zwaard kan men haar attributen maar weinig sensationeel noemen. Van Dijk concludeert daarom dat er nog geen degelijke verklaring voor de reden van haar patronaat gevonden is. Wanneer Sint-Barbara’s patronaat begon, is evenmin bekend. Het oudste handschrift met mirakelen waarin deze heilige als patrones optreedt, is de Compilatio de Sancta Barbara.5 Aangezien dat handschrift op het einde van de veertiende eeuw samengesteld werd, is haar patronaat dus ergens vóór het jaar 1400 van start gegaan. (Van Dijk 2000, 28-29) Ten slotte moet nog opgemerkt worden dat zij door haar patronaat voor een zalige dood ook als patrones van heel wat ambachten werd gekozen. Vaak ging het daarbij om ambachten die in de middeleeuwen zekere risico’s inhielden, en waarbij er een grote kans was op een plotselinge dood. (Van Gilst en Kooger 2000, 184) Zo was zij ‘patrones van onder andere vestingwerkbouwers, mijnwerkers […], boeren, architecten, metselaars, timmerlui, doodgravers, klokkenluiders, […] en tunnelbouwers.’ (Van Gilst en Kooger 2000, 184)
1.2.1.3 Populariteit
Onder meer door haar patronaat was zij als heilige erg geliefd bij het volk. In een tijd waar de dood alom aanwezig was, zochten mensen steun in hun geloof, en die vonden ze bij Sint-Barbara. In de veertiende en vijftiende eeuw blijkt die populariteit onder andere uit de sterke toename aan viten, liederen, en andere teksten over haar. (Van Dijk 2000, 27) Die teksten maakten vaak deel uit van martyrologia, liturgische boeken, gebedenboekjes en kalenders, waarin teksten over meerdere heiligen opgenomen waren. Anneke Mulder-Bakker bestudeerde een aantal calendaria, legendaria, en liturgica, en maakte een schema waarin zij alle vrouwelijke heiligen uit deze werken en de frequentie waarin zij voorkwamen, aanduidde. [Calendaria zijn gebedenboekjes die elk een heiligenkalender bevatten. Legendaria zijn ‘verzamelhandschriften met korte levens van heiligen bedoeld voor gebruik in de refter of de kloostercel’ (Mulder-Bakker, 123).] Op zevenenzestig vrouwelijke heiligen waren er slechts vier die vaker opgenomen waren in de werken dan Sint-Barbara. (Mulder-Bakker 1987, 123-126) Hoewel men moet oplaten met het trekken van conclusies omdat er uit die tijd erg weinig werken overgeleverd zijn, geeft dit toch een indicatie van de populariteit van deze heilige. Voorts dankte Sint-Barbara een deel van haar populariteit aan het feit dat zij deel uitmaakte van de Noodhelpers.
1.2.1.4 De Noodhelpers
De Noodhelpers waren een groep van veertien heiligen, waarbij elke heilige zijn eigen domein had waarin hij de gelovige te hulp kwam. Oorspronkelijk waren zij geneesheiligen, en hielpen zij vooral bij ziekte en fysieke kwaaltjes. Na verloop van tijd werd hun functie echter uitgebreid naar grotere noden, zoals (moeilijke) bevallingen of een plotselinge dood. De verering van die heiligen als groep begon al op het einde van de dertiende eeuw, maar bloeide meenden de gelovigen hun kansen op noodhulp te vergroten: indien de ene heilige hen niet kon helpen, dan wel een andere uit de groep. (Claes 2006, 132) ‘Als groep beschermden zij tegen alle mogelijke kwalen en problemen, zodat men zich beschermd wist tegen zo goed als alle onheil.’ (Claes 2006, 132) Voorts zijn de veertien Noodhelpers niet toevallig uitgekozen; volgens hun legendes vroegen ze allen net voor hun executie aan Christus om die gelovigen bij te staan die hen aanriepen in nood. (Müller 1985, 92) Dit verklaart ook waarom Sint-Barbara deel uitmaakt van deze groep. Naast Sint-Barbara behoren slechts twee andere vrouwelijke heiligen tot de Noodhelpers, namelijk Sint-Margaretha en Sint-Catharina van Alexandrië. Zij bieden respectievelijk hulp voor zwangere vrouwen en bij geboorten, en voor arme zondaren en bij wetenschap. Vooral Sint-Catharina is belangrijk; zij treedt immers erg vaak op aan de zijde van Sint-Barbara, onder andere in één van haar mirakelen. Na verloop van tijd ontstond er ook een gezamenlijke verering van de drie vrouwelijke noodhelpers. (Van Gilst en Kooger 2000, 176-179) Soms werden zij ook met een vierde vrouwelijke heilige voorgesteld, namelijk Sint-Dorothea. Die laatste was net als Sint-Barbara, Sint-Catharina en Sint-Margaretha een heilige maagd en werd soms tot de Noodhelpers gerekend. Samen werden deze vrouwelijke heiligen de ‘Virgines Capitales’ genoemd. Sint-Barbara werd dus niet alleen individueel vereerd, maar werd ook in groepsverband aanbeden. (Müller 1985, 87)
Barbara werd aldus beschermheilige voor alles wat te maken had met vuur, bliksem en buskruit, zodat iedereen die daar mee te maken had haar aanriep.
Op deze manier werd Heilige Barbara de patrones van de schutters, mijnwerkers, brandweer, kanonniers en bosseniers, alsook beschermelinge tegen bliksem en plotse dood.
Bronnen: samengesteld uit Het Nieuwsblad, Deinze, 2009, 275 jaar H. Barbara-confrerie; artikel van H. Barbara-confrerieën uit Noord-Brabant; artikel van Koninklijke Schuttersgilde St Barbara uit Gullegem, …