De Vlam uit Deurne

Uren, dagen, maanden ploeteren tussen duizenden namen in akten van dopen, huwelijken en begrafenissen om uiteindelijk de sleutel tot het antwoord te vinden in het lijvige boek De Geschiedenis van Deurne en Borgerhout, van de Deurnese archivaris J.B. Stockmans anno 1900.

Borgerhout was een gehucht van de heerlijkheid Deurne, had een kapel en verscheidene stenen huizen met trapgevels langsheen de weg tussen Kipdorppoort en Deurne Steenen brug. Deurne bezat, naast de kerk, voornamelijk huizen van plaisantie of speelhoven (lusthoven) voor de gegoede burgers uit de stad. Deurne was eigendom van de stad Antwerpen; de officier (dorpsregeerder) en schepenen handelden zoals vandaag de districten binnen Antwerpen, maar beschermden vooral de belangen van de dorpsbewoners tegen die van de stad.

Uit het Belgische onderzoek naar Ignatius En Zijn Nakomelingen weten we nu dat er drie akten zijn gevonden in twee parochies van de Stad Antwerpen (die toevallig alle drie op een dinsdag plaatsvonden), een vermelding in het mortuarium van het Elisabethgasthuis te Antwerpen, en een begraafregister in de parochie van de Heerlijkheid Deurne.

Het is al een vreemde vaststelling om akten van een en hetzelfde gezin te vinden verspreid over drie verschillende parochies: twee binnen de stad, St Walburga en St Jacob, en een er volledig buiten, nl. St Fredegandus in Deurne.

De verdwenen Sint-Walburgakerk in hartje Antwerpen.

Michiel en Digna huwden in de Sint-Walburgakerk op dinsdag 2 mei 1628. Op hun akte stond vermeld: nri of ‘uit onze parochie’. Aan de pastoor werd dus aangegeven dat zij in de Sint-Walburgisparochie woonden volgens de vermelde straat of wijk. Jammer genoeg werd dat gegeven niet vermeld in huwelijksakten.

Michiel Vlamme & Digenken Pauels nri Solemnizatum 2 maij 1628, testes Severijn Pauels & Ghijsbrecht de Buijscher

Ook hun eerste zoon Sebastianus, onze tweede bekende voorvader, kreeg in dezelfde kerk zijn doopnaam op dinsdag 26 december 1628.

Machiel Vlaminck & Digna Pauels 26 (decembris 1628) Suscept Petrus Henssens & Emerentiana van Holom, (proles) Sebastianus

Waren Sebastianus’ ouders daar dan ook geboren? In geen enkele akte van deze parochie vonden we een spoor van een andere Vlam, Vlaminckx, Vleminckx of de Vlam terug; over Digna Pauels waren er twijfels want er kwamen enkele namen in aanmerking. Nochtans kwamen we al snel uit in Deurne, waar zij de dochter zou zijn van Pasquier (Paschasius) Pau(w)els en Maria Merckx. Van dit koppel vonden we een huwelijkakte in de Sint-Jacobsparochie uit 1606. Dat het werkelijk zo is, kan nog niet met zekerheid worden vastgesteld. Ook de akten van de andere Antwerpse binnenparochies en drie buitenparochies (extra muros), en van de citadel (Zuidkasteel) kwamen onder de loep, maar uiteindelijk liepen die akten niet op verrassingen uit. Op dinsdag 13 maart 1636 (op de 69e verjaardag van de Slag bij Oosterweel) werd zoon Michiel gedoopt. Op zijn akte lezen we “ex Dorne” (‘uit Deurne’, i.c. de Sint-Fredegandusparochie) afkomstig. Dat er een link was met Deurne wisten we reeds langer.

Detail schilderij van Jan Brueghel de Oude, 1600, Deurne met de St Fredeganduskerk,

De dooppeter van Sebastianus was een brouwer, en niet van de minste. Petrus Henssens, wiens vader en wiens zoon eveneens Petrus heetten, bezat de Gecroonde Leeuw, een brouwerij annex mouterij Sint-Jan, op de Brouwersvliet, pal naast het nog bestaande Waterhuis, nu een museum. Bovendien werd hij ook nog eens deken van het brouwersgilde van Antwerpen. Zijn kleinzoon werd bankier en werd in de adelstand verheven en de naam veranderde in d’Henssens. Mogelijk speelde deze familie een rol in het jonge leven van Bastiaentje en zijn zussen toen hun ouders in 1639 overleden waren.Hoe dan ook, een brouwer in de stad had brouwafval dat moest verwerkt worden als varkensvoeder. Hiervoor was het onontbeerlijk om over een boerderij te beschikken. Die vonden we terug in Deurne, zo ongeveer waar vandaag de ingang van de luchthaven van Antwerpen ligt, genaamd de Steenen Camer (aangekocht door Petrus sr. begin 1600), of door Petrus jr. hernoemd tot Gecroonde Leeuw, wat de band met de brouwerij in de stad aantoonde. Het is dezelfde hoeve die aan Eduardo Peeters (schepen van de hoofdbank van Deurne van 1661 tot 1663) zal verkocht worden door de erfgenamen van Petrus Henssens. Edward Peeters is de oom van Constantia Goijvaertsen van der Graeff die een rol speelde in het leven van een dochter van Sebastianus, Maria, die met Henricus de Vos zal trouwen en uiteindelijk in de kathedraal begraven zal worden. (Overigens, de Gratiekapelstraat lag binnen de OLV-Noord-parochie). Op het platteland werden doopgetuigen meestal bij de eigen familie of bij de buren gezocht. Mogelijk waren Michiel en Digna de buren of uitbaters van de omgrachte versterkte hoeve. Voorlopig maakt dit nog deel uit van het onderzoek bij de Heemkundige kringen en diverse archieven.

Dat Digna en Michiel tussen 1629 en 1631 naar Deurne terugkeerden, kan men uit de volgende doopakten afleiden, want ze zijn in 1631 respectievelijk 1635 elk doopgetuige bij hetzelfde koppel: Joannes De Rijck en Elisabeth Mattheeusens. Dimphna Pauwels is doopmeter van Joannes de Rijck op 17-08-1631 te Deurne, Sint-Fredegandus:

Michaël Vlam is dooppeter van Cornelius de Rijck op 04-12-1635 te Deurne, Sint-Fredegandus, (één van tweeling), van Joannes en Elisabeth:

Uiteindelijk is er een begrafenisregister waaruit blijkt dat in het gezin Michiel Vlam een voe(d)sterkind (pleegkind) is overleden in 1636, een tweede kind in 1638, als ook de vrouw van Michiel, en uiteindelijk Michiel zelf.

Dit register is opgemaakt op basis van een ouder register. De akten vóór 1667 zijn verdwenen. Dat is heel jammer, want sommige akten kunnen ons veel leren over de locatie van het graf (binnen het kerkgebouw of op het kerkhof), het beroep van de overledene of eventueel de ziekte waaraan ze gestorven zijn (bvb. ex peste: de pest); in dergelijke registers vinden we helaas te weinig (correcte) informatie om meer af te kunnen leiden.

De Geschiedenis van Deurne en Borgerhout en ook van andere dorpen zoals Edegem en zelfs Kontich leerde ons alvast veel nieuwe inzichten.

Het is de bekende periode van de Tachtigjarige oorlog tussen het Spaanse Rijk (Filips II, III en IV) en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die in 1568 met de militaire invallen van Willem van Oranje was begonnen en dus moegestreden eindigde in 1648 met de Vrede van Münster. In die 80 jaar was er een Twaalfjarig Bestand (1609–1621).

Uit die periode dateert de kaart van Claes Janszoon Visscher, een plattegrond van de Nederlanden in de vorm van een leeuw, de Leo Belgicus. Daarop werden alle zeventien Nederlanden als een geheel afgebeeld, vreedzaam naast elkaar levend dankzij het verstommen van het wapengekletter, gesymboliseerd door de slapende god Mars.

Sedert 1621 begonnen de schermutselingen tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden opnieuw. Aartshertog Albrecht van Oostenrijk is overleden nadat de onderhandelingen over het bestand mislukten, en de Spaanse troon krijgt de Zuidelijke Nederlanden weer onder haar rechtstreeks gezag. De oorlog tussen Noord en Zuid barstte in alle hevigheid los met wisselende successen en verliezen aan beide kanten.

Ook de heerlijkheid Deurne in de lente van 1628 raakte zo betrokken in het conflict zodat de inwoners in groten getale het dorp verlieten en een veilig onderkomen vonden, voornamelijk in de stad. Er werden in dat jaar volgens de DTB van de Sint-Fredegandusparochie 37 dopen uitgevoerd en 21 huwelijken voltrokken; maar doordat bijna alle parochianen als de geestelijken bescherming in de stad gingen zoeken, konden de begrafenissen niet meer geregistreerd worden. Er werden pas vanaf mei 1629 terug begrafenissen opgetekend in Deurne.

Het is niet duidelijk of onze voorouders Michiel en Digna samen naar de stad trokken of als ze elkaar in de stad (niet toevallig) tegen het lijf liepen. Digna had onlangs haar man verloren uit een vorig huwelijk. Een jonge vrouw alleen in de stad betaamt niet, en haar toekomst zou onzeker zijn als ze niet opnieuw een huwelijkspartner zou vinden. Maar mogelijk kenden ze elkaar reeds in Deurne wegens een gemeenschappelijk kennis, Petrus Henssens. Het is heel goed mogelijk dat het koppel in Deurne zou trouwen en er hun geloften zouden afleggen een maand voordien, maar de gebeurtenissen van die tijd zorgden voor een wijziging in hun planning.

We weten niet waar het koppel verbleef in de stad. De Sint-Walburgaparochie lag aan de Werf, en dus de Schelde, en werd begrensd in het Zuiden door het Steen, Burchtgracht en Zirkstraat, in het Oosten door de Lange Koepoortstraat en Noordwaarts inclusief Nieuwstad tot aan de Slijkpoort.Nieuwstad was het platteland intra-muros. Net voorbij de Brouwersvliet en het Oosters Hanzehuis had Nieuwstad rond de andere vlieten het karakter van het platteland, waar groenten en fruit voor de Antwerpenaars werden verbouwd en de dieren konden grazen, maar waar ook veel blekerijen voor het linnen werden gehouden.

Toen Sebastianus werd gedoopt, was Petrus Henssens zijn doopgetuige. Mogelijk waren onze voorouders de logees van Petrus gedurende hun verblijf in de stad, en kenden ze hem ook goed wegens de hoeve in Deurne. De andere doopgetuige Emerentiana van Holom blijft nog steeds een onbekende. Is zij een verwante van de familie Halmale (die de vorige burgemeester leverde)? Was zij een toevallige getuige als wel meer gebeurde bij gebrek aan familiale ondersteuning? (We hebben geen weet van andere familieleden, behalve dan Severinus Pauels op hun huwelijk eerder dat jaar.)

Het feit dat op de doopakte van hun jongste zoon Michiel “ex Dorn” vermeld werd, betekent dat zij op dat moment in Deurne woonden, en zij zich voor de doop hebben verplaatst. Het is anno 1636. 1636-1637 is het tijdstip van de Retorsie1, waarop de ouders van pasgeborenen in Deurne werden verzocht hun kinderen binnen de stad te laten dopen, waar de pastoor en kapellanen hun toevlucht hadden gezocht. Dit is dan ook de reden waarom de Michiel junior in de Sint-Jacobskerk gedoopt werd. Het was immers de dichtste kerk vanaf Deurne die in aanmerking kwam. De dooppeter van Michiel was niet toevallig een zekere Thomas Bo(e)n.

De Retorsie was een vordering bij represaille, als antwoord van de Verenigde Nederlandse Provinciën op de door de Spaanse Nederlanden opgelegde contributie aan de inwoners van Breda (Tot 1637 was de stad in Spaanse handen): Bergen-op-Zoom (in Hollandse handen) was het traditionele contributiekantoor van Noord-Brabant en het legde sinds 1632 dezelfde contributies op aan dorpen als Deurne, Edegem, … Alle inwoners van die dorpen waren vogelvrij verklaard als ze in handen van de Staatse soldaten zouden vallen. In 1634 ontvingen de dorpen plakkaten waarin alle sauvegardes (vrijgeleiden) werden opgeheven: voortaan waren ook alle rentmeesters, officieren (dorpsregeerders) en geestelijken vogelvrij verklaard, karrevrachten mochten niet meer naar de stad lossen en priesters werden verbod opgelegd de mis op te dragen: velen sloegen velen op de vlucht. Dat er weinig weerwerk van het Spaanse leger te verwachten viel, kwam doordat Spanje ook nog in oorlog verwikkeld was met Frankrijk. Pas tegen 1645 keerde de rust volledig terug.

Thomas van Deuren was weduwnaar: hij was eerder al getrouwd met Susanna Boen, en behoorde hij tot de gegoeden van het dorp. Over de naam Boen (Boon/Boonen). Een relatie tussen Susanna en Thomas Boen vond ik niet meteen, maar in een dorpsgemeenschap is die relatie niet ver zoek.

Reeds in 1608 is er sprake van wethouder Jan Boen (Boonen), wethouder op de hoofdbank van Deurne. In 1612 was dezelfde Jan Boen een van de schepenen van drie heerlijkheden die de vorige drossaard na 27 jaar dienst op pensioen stuurde. De burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen waren toen overheer ten aanzien van de schepenen van de heerlijkheden als Austruweel, Deurne , Wilrijk … Jan Boen de oude overleed in 1624. In 1640 was een brouwer Jan Boen (mogelijk de gelijknamige zoon van Jan Boen) schepen van Deurne; hij was tevens kerkmeester van de Sint-Fredegandusparochie. In 1645 was een zekere Peeter Boen burgemeester van Deurne.

Deurne-Borgerhout was net als Oorderen, Berchem, Wilrijk, Austruweel (Oosterweel) en Wilmarsdonk geen op zichzelf staande heerlijkheid. De Stad Antwerpen had de heerlijke rechten verworven na de dood van jonker Jan van Nevele; die verkreeg eerder in 1613 de beleende heerlijkheden en liet zich aanstellen als drossaard-generaal met alle mogelijke bevoegdheden, tot afgrijzen van de Stad Antwerpen en haar kasteelheren (die in Deurne een speelhof bezaten).

Welgestelde inwoners lieten litho’s vervaardigen van de kerk ter nagedachtenis van een overledene. Zo zien de we Sint-Fredeganduskerk in de 19e eeuw.

Last but not least het begraafregister van Deurne (1535 – 1661): eigenlijk een statistische tafel die een overzicht biedt over alle begrafenissen in Deurne op basis van de parochiale akten (niet (meer) aanwezig in archieven) en vermeldt de volgende gegevens over Machiel Vlam:

In het begraafregister (er zijn jammer genoeg geen akten gevonden die details vermelden over de overledenen, dus moeten we het met vermoedens doen als enkel de man uit het gezin met naam wordt vermeld en de afgestorvene hemzelf, zijn vrouw of een kind of eventueel het voedsterkind.

In geval van Machiel Vlam is begraven:

  • in 1637 het voedsterkind. als begrafenisrecht werd voor een voedsterkind het dubbele betaald als voor een eigen kind, in dit geval 16 stuivers.
  • in 1638 de moeder en het kind: aanvankelijk dachten wij aan Dimpna Pauwels en Michiel Vlam, de jongste. Dit laatste klopt niet want in 1660 is een Michaël Vlam doopgetuige in de St Fredeganduskerk. Michiel is gedoopt op 13-03-1636 in de St Jacobskerk te Antwerpen.
    Voor het kind werden 8 stuivers betaald, een normale prijs, maar voor de moeder werden 1 gulden en 2 stuivers betaald; welke begrafenis of misviering haar te beurt viel is niet bekend. (in de begrafenisrechten binnen antwerpen bedroeg het tarief voor “een vrouwelyck””voor de sepulture van het kerckhoff voor grote of cleijne lieden” 1 gulden 16 st.)
    (vermoedelijk is hier reeds een relatie met de familie Goijvaertssen van der Graeff, Peeters en Henssens)
  • in 1638 werd dus de vrouw begraven. omdat het om Michiel Vlam gaat, denken we dus dat Digna Pauwels hier begraven ligt, hoewel…. (zie verder @)
  • in 1639 wordt Machiel zelf begraven na eerder vermeld te staan in het mortuariumboek van het St Elisabethgasthuis. Voor hem werden 16 stuivers betaald.
    Was de lijkdienst een ‘schellijk’, dan was dit een heel eenvoudige rouwdienst die niet veel kostte (amper 16 stuivers of 8 st. voor een kind)

In hetzelfde register wordt ook een zekere Cathalijn Vleyminck vermeld met 2 gln 8 st. Ik hou hierbij rekening met de naamsverschrijving, gezien de verschillende akten van Michiel en Sebastianus. Opvallend: Peeter Henssens heeft in 1619 en in 1624 een kind begraven op het kerkhof van de St-Fredegandusparochie.

Door de vele ongeregeldheden en rooftochten o.a. van de bende van Rossum en Staatse troepen uit ’s Hertogenbosch, was het kerkgebouw danig beschadigd en door het ontbreken van financiële ondersteuning bleef de kerk in vervallen toestand. Gezien de werken aan de heropbouw van het kerkgebouw van start gingen in 1624 was lijkbegraving in het gebouw wellicht niet haalbaar.  

Op dit detail zien we de Sint-Fredegandus in lichterlaaie.

Bij de ‘Slag van Borgerhout’ (of ook ‘Slag van Deurne’ genoemd) op 2 maart 1579, gevoerd tussen de Spanjaarden en de Staatsen, worden de kerk en het ganse dorp verwoest. In de eerste helft van de 17de eeuw wordt de vrijstaande driebeukige kerk in laatgotische stijl heropgebouwd in regionale baksteen, met banden van witte zandsteen (zgn. ‘speklagen’). Vanaf het eerste decennium van de 17de eeuw groeit de zo goed als gedecimeerde bevolking echter weer snel aan en krijgt de nieuwe kerk, die naar alle waarschijnlijkheid gebouwd is op de fundamenten van haar voorganger, stilaan vorm. In 1615 is het nieuwe koor klaar, in 1624 de noorderkruisbeuk met het O.-L.-Vrouwaltaar en in 1627 de zuiderkruisbeuk met het Sint-Fredegandusaltaar. Eerst 20 jaar later, in 1644, is de kerk zo goed als voltooid en wordt ze geplaatst onder het patroonschap van Sint-Fredegandus, de heilige die met succes Deurne van de pest had bevrijd. Deze datum prijkt op de makelaar van het westportaal ‘1644 SINTE FREDEGAND TOT DOORNE’. In oktober 1644 wordt de kerk plechtig ingewijd. Tot in de 19de eeuw wordt de Sint-Fredegandusparochie bestuurd door de Norbertijnen van de verdwenen Antwerpse Sint-Michielsabdij.

Over de lijkrechten (rechten en emolumenten die de pastoor, de koster en de kerkfabriek toekomen) bepaalde de wet van 7 maart 1622: de goedkoopste begrafenis bedroeg 4 gulden 6 stuivers op het kerkhof zonder klokkengelui of gebruik van waslicht, vermeerderd met minstens 1 gulden voor elk extra; dubbel recht om in het kerkgebouw begraven te worden; vierdubbel om in het (hoog)koor begraven te worden. Voor kinderen bedroeg het minimum recht 2 gulden 3 st. als ze nog niet ’ten heyligen Sacramente geweest hebbende’ op het kerkhof; dubbel als ze in de kerk werden begraven. Voor “voester kinderen of buytenkinderen” die op het kerkhof werden begraven bedroeg het recht 2 gulden 6 stuivers.2

Het valt dus op dat de betaalde lijkrechten voor de familie Vlam niet in overeenstemming zijn met de wettelijke bedragen. Men zou verwachten dat de pestjaren hiermee te maken hebben, maar dezelfde betalingen komen echter in alle registers (dus ook voor jaren zonder melding van pest).

De jaren 1636 tot en met 1640 werden gekenmerkt door de pest, met de meeste doden in 1636 (104 = driemaal meer als gewone sterften), 78 in 1637, 59 in 1638, 88 in 1639 en 61 in 1640. Niet gering als je weet dat de bevolking van Deurne tussen 1619 en 1655 gemiddeld 800 inwoners per jaargang telde (waarvan een 100-tal ‘ketters’, wonende in Borgerhout).

Zonder over de originele akten te kunnen beschikken, zou men kunnen stellen dat het gezin aan de pest is overleden, maar het is dan wel vreemd dat dit gespreid gebeurde: over enkele jaren; je zou toch verwachten dat de pest binnen één gezin meteen zou toeslaan. Misschien was er wel iets anders aan de hand zoals dysenterie of rode loop of de pokken; een akte zou uitsluitsel kunnen brengen, maar daar beschikken we helaas niet (meer) over. Het kan ook zijn dat het bij een register is gebleven, want voor de parochie Deurne was het bekend dat men daar niet te strikt bureaucratisch in was. Er werden dus niet altijd akten opgemaakt.

Ouders bij wie de pest was vastgesteld en nog konden verplaatst worden, werden overgebracht naar de pesthuizen op het St Willibrordveld of Dambrugge te Antwerpen: achterblijvende kinderen werden in hun huis dan 14 dagen door een schrobster onderhouden.

De pastoor tussen 1608 en 1651 was Petrus Anchemant (alias Peeter Hansmans), een kanunnik (en zoon van de heer van Marke) van de Sint-Michielsabdij, door Deurne aangesteld als wettig pastoor of erfparochiaan. In De geschiedenis van Edegem heeft men het op p 888 over de pestjaren tussen 1605 en 1636. Hier vertelt men dat de “schrobbers” (die geïnfecteerde huizen moesten reinigen) een inwoner en zijn twee kinderen naar het gasthuis van Antwerpen hadden afgevoerd, maar terug in Edegem werden gebracht om aldaar door de “schrobbers” begraven te worden. Zoiets is mogelijk ook met onze Michiel Vlam (in het gasthuis mortuariumregister als Machiel Flamens ingeschreven) gebeurd.

Samengevat:

Door geopolitieke gebeurtenissen zijn Michiel en Digna vanuit Deurne tijdelijk in de stad gaan wonen in het jaar 1628, waar zij huwden en hun zoon Sebastianus lieten dopen. Dat gebeurde in de Sint-Walburgakerk omdat ze (dat jaar) binnen de grenzen van de Sint-Walburgaparochie woonden, mogelijk zelfs inwonend op de Brouwersvliet bij Petrus Hensens, de brouwer die ook een hoeve bezat in Deurne. Bijgevolg is Sebastianus als enige van onze voorouders geboren in de stad Antwerpen. In 1631 woonden onze voorouders terug in Deurne.

Eveneens om geopolitieke redenen trok ons koppel vanuit Deurne naar de Sint-Jacobskerk binnen de stadsmuren om daar hun zoon Michiel te laten dopen.

Door de onstabiele situatie in Deurne en omgeving werden akten soms goed, dan wel nauwelijks opgemaakt, en zijn er ook veel akten verdwenen gegaan (De twee wereldoorlogen zijn hier niet vreemd aan), en mogen we dus van geluk spreken dat we alsnog drie akten (de huwelijksakte van Michiel en Digna en de twee doopakten van Sebastianus en Michiel) in de stadsarchieven konden terugvinden.

Van de overlevende kinderen na 1639, Sebastianus en Maria, bleef minstens Maria als pleegkind (voesterkind) in Deurne wonen, en trouwde ze later aldaar met Thomas van Deuren.

Gezien Sebastianus op Maria’s huwelijk getuigde, toont aan dat de familieband bleef bestaan, maar hieruit kan niet blijken of hij als (voester)kind in Deurne óf in Tongerlo verder opgroeide. Sebastianus genoot als jonge man wel al een zekere status, waardoor hij in Tongerlo kon trouwen met de dochter van de rijkste boer én hoofdman van de kolveniersgilde, en dan ook nog eens schepen van Tongerlo werd.

Maar is onze voormoeder wel overleden en begraven in Deurne; we hebben immers geen naam op een akte die uitsluitsel geeft. Wat als Digna pauwels wel nog leefde en naar de familie in Tongerlo was uitgeweken na de dood van Michiel?

@ Digna Pauwels in 1641 te Tongerlo

Naast de Vierschaar was er ook een Kerkelijke Rechtbank, met zeven schepenen, samengesteld door de prelaat van Tongerloo om vergrijpen te beteugelen die in strijd waren met de kerkelijke gewoonterecht. Hierover vonden we het volgende vonnis voor de parochie van Tongerlo:

Dorpelingen werden bij de pastoor aangegeven of betrapt op bepaalde zaken die voor de kerk niet aanvaardbaar waren zoals werken op een zondag, in het publiek (bvb dronkemanspraat in de herberg) schandelijk spreken over Onze Lieve Vrouw, …. en kwamen voor het gerecht genoemd de Geestelijke Synodale van Tongerlo.

Digna Pauwels wordt berispt en moet een boete betalen nadat zij er op betrapt werd dat haar kinderen op zondag de schapen aan het wassen waren. Op zondag – Heilige rustdag – zijn dergelijke activiteiten verboden, maar verscheidene schapenhouders3 bezondigden zich hieraan tot ze tegen de lamp liepen. Is dit onze Digna Pauwels of een naamgenote die min of meer de zelfde leeftijd deelt? In mei en november 1619 is zij in Tongerlo telkens doopmeter: (samen met Marc Nuyens) bij de zoon Petrus van Joannes Verheyden en (samen met de koster Gerard Vercorten) bij de dochter Maria van haar broer Henricus., een jongere broer van Severinus Pauwels. in Tongerlo vinden we een begraafdatum voor Dympna Pauwels op 24.05.1692, waarbij de kans bijzonder klein is dat het om dezelfde persoon gaat. Zij zou dan de vrouw zijn geweest van Joannes Ver(h)aart.

De weinige akten laten niet veel los, dus als we de link Digna Pauwels in Antwerpen en in Tongerloo willen achterhalen zullen secundaire bronnen moeten aangeboord worden die ons hopelijk iets meer kunnen vertellen.

  1. In ‘De Geschiedenis van Deurne’ editie 1981 (vertelt F. Nooyens): Bij het begin van het Twaalfjarig Bestand waren de vleeshouwers van Borgerhout noodgedwongen naar hun oude woonplaats teruggekeerd. Voor de heropleving van het gehucht was de aanwezigheid van die gesloten groep neringdoenden een belangrijke factor. In het Retorsiejaar 1637 heerde te Deurne de pest waardoor de vleeshouwers terug naar de stad schijnen gevlucht te zijn. Vanzelfsprekend lokte dat verzet uit van de binnenvleeshouwers, die van de Borgehoutenaars geen concurrentie meer duldden. Pas bij deurwaardersbevel konden zij in 1641 gedwongen worden om terug te keren naar Deurne. ↩︎
  2. lijkrechten zie De Geschiedenis van Deurne en Borgerhout p II.27-28-29 ↩︎
  3. Volgens Joey De Keyser in zijn boek “Vreemde Ogen” (2010) beschikten grote bedrijven over de financiële middelen om zich op de lucratieve schapenteelt te werpen; de abdij van Tongerlo bijvoorbeeld bezat van de 14de tot de 16de eeuw gemiddeld 5000 schapen, verdeeld over een veertigtal pachtboerderijen.
    Door het vertrek in de 16e eeuw onder meer om religieuze redenen van veel goede werkkrachten en hun weefgetouwen en andere ingenieuze werktuigen leidde tot een malaise op het gebied van de lakennijverheid in onze contreien. ↩︎

VLAM!