Ermgardus, de veteraan uit Heusden

Ermgardus (V.17) De Vlam 1814-1869

Volgens een akte van het Vredegerecht van Gemert op 26/11/1817 was Ermgardus aanwezig op een familieraad voor de benoeming van een voogd en een toeziend voogd naar aanleiding van de kinderen: Antonius 20 jaar en Wilhelmus 19 jaar, in Gemert en minderjarige zonen van Jan de Cocq, overleden in Gemert op 15 november 1817 en wijlen Maria de Vlam, overleden in Gemert op 13 oktober 1797.

Familieraad: Matheus Melis, aangehuwde bloedverwant in de laatste graad vaderszijde, landbouwer; Gijsbert Melis, vriend, koopman; Theodorus Peters van der Willigen, vriend, koopman; Matijs de Vlam, oom, landbouwer; Ermgardus de Vlam, volle neef, wever; Jan van der Sanden, achterneef, wever; allen in Gemert.

Matijs de Vlam wordt beëdigd als voogd en Matheus Melis wordt beëdigd als toeziend voogd.

Maria de Vlam was de tante van Ermgardus, de zus van zijn vader Willem. (Boek I, p. 167, IV.30)

Plaats:Gemert
Toegangsnummer:21
Inventarisnummer:1398.A [deze stukken raadplegen in de studiezaal van het BHIC (Brabants Historisch Informatie Centrum) te ’s-Hertogenbosch.]
Volgnummer:141
Plaats vonnis:Gemert

Ermgardus was dus terug in Gemert.

Het is pas in 1824 dat hij in het huwelijk trad met Anna Glorius.

Wat deed hij in na zijn desertie uit het Franse leger?

In 1865 verscheen in de Staatscourant een erkenning voor krijgsverrichtingen aan hen die in het leger van de Prins van Oranje Willem I hebben meegevochten tegen het leger van Napoleon in Waterloo. Ermgardus naam wordt hier vermeld.

Dat hij bij zijn vermelding in het Staatsblad in vestingstad Heusden woonde, doet vermoeden dat hij er ook ooit gelegerd was in het Nederlandse leger, en dan ook als veteraan in de stad is blijven wonen na eervol ontslag.

Leuk detail: Hoewel een garnizoen in de vestigstad was gelegerd, beschikte het niet over een kazerne. Heusden had geen kazerne. De militairen waren veelal ingekwartierd of woonden op het erf van een inwoner van Heusden.” Het Burchtplein diende als exercitieplein.

Stamboeknummers met namenklapper zijn te raadplegen.1

Volgens het Bevolkingsregister van Heusden (1849-1859) woonde Ermgardus met zijn gezin in de Engstraat.

Sommige van de geregistreerde gegevens (bvb dochter Theodora) komen niet helemaal overeen met die in Boek I p. 195 VI.35. Ermgardus werd ook aangemerkt als timmerman. Bij het overlijden van schoonvader Lodewijk Glorius was hij wever (en geboren december 1789).

Het vermoeden rijst dat Ermgardus als militair ingekwartierd werd of ingetrokken was in het huis van Lodewijk Glorius (ze hadden hetzelfde beroep wever), en dat hij zo Anna heeft leren kennen. Het jonge gezin bleef bij haar ouders inwonen. Elke verandering in gezinstoestand werd geregistreerd. Dat lijkt ook af te leiden uit de bevolkingsregisters. Af en toe werd nog een extra persoon op dit adres geregistreerd: een timmermansleerling in, Josephus de Louw (geboren Nuenen, 16 sep 1795), Hendrikus Smetsers (wever, 17j, die in 1826 terug naar zijn geboortedorp Oirschot vertrokken was)

Atlas eind 16e eeuw onder koning Filips II, hoofdstuk BATAVIA2, KBR. Heusden is hier vermeld als Hoesden.

Bevolkingsregister van Heusden (1826-1835):

Volkstellingsregister (1839):

Ermgardus (50) en Anna (39) woont met zijn 6 kinderen in de Engstraat. De jongste Adrianus is 3 maanden oud. Bevolkingsregister van Heusden (1849-1859):

Nog volgens de Staatcourant van werd naast het ereteken van veteraan ook een geldelijke gratificatie toegekend. Voor de gratificaties die online beschikbaar zijn, kon ik niets terug vinden dat naar Ermgardus verwijst:

Gratificaties namenlijst Waterloo

Het is niet duidelijk of Ermgardus de Vlam zijn ereteken in Leiden in ontvangst heeft genomen of een geldelijke gratificatie heeft ontvangen, maar volgens de laatste berichten zou hij die inderdaad in ontvangst genomen hebben3; Ermgardus overleed in 1869 op 79-jarige leeftijd.


Eerbetoon aan Ermgardus de Vlam

Zilveren Herdenkingskruis 1813-1815
baret (Fr: baton)

NOORD-BRABANTSE OORLOGSVETERANEN 1813-18154
Bij koninklijk besluit van 10 mei 1865, Staatsblad 32, werd het volgende bepaald:

  1. „Voor hen, die in de jaren 1813-1.815 in Nederlandse dienst aan de altijd
    gedenkwaardige krijgsverrichtingen ter herstelling en bevestiging van Nederland’s onafhankelijk volksbestaan een werkzaam aandeel hebben gehad, wordt een ereteken ingesteld”.
  2. „Dit ereteken bestaat in een zilveren kruis met vijf armen. Op de ene zijde van het kruis is in het midden het jaartal 1813 en op de andere zijde het jaartal 1815 gestempeld. Het wordt op de linkerborst gedragen aan een oranje lint ter breedte van 2.75 duim met twee witte strepen”.

Verder werd bepaald dat een certificaat zou worden uitgereikt aan degenen die onderscheiden werden met vermelding van de naam. Men kon zijn aanspraak doen gelden bij de minister van oorlog onder overlegging van een staat van dienst of een ander behoorlijk bewijs en
bovendien een bewijs van goed burgerlijk gedrag.
Omstreeks dezelfde tijd werd besloten een feest te organiseren voor allen, die aan de bedoelde krijgsverrichtingen, waarbij de slag bij Waterloo het hoogtepunt vormde, hadden deelgenomen.
Hoezeer de slag bij Waterloo in de herinnering leefde bewijst het verhaal van Bernard van Dam, als hij vertelt dat er jaarlijks een collecte voor de nabestaanden werd gehouden, waar iedereen aan gaf, zij het soms met de woorden „hieraan geef ik graag, want het was wel e r g . . . . met al dat water”.
Duidelijk wordt de trots geschilderd die vele oudstrijders voelden in het bekende lied „Zeg, oudje, smaakt het pijpje nog” met de woorden: Ik kreeg hem van mijn kapitein die viel bij Waterloo.
In ‘s-Hertogenbosch zijn enkele strijders op een schilderij vereeuwigd. Hun trots is te vergelijken met die van de zouaven, zoals Antoon Coolen er in zijn roman , ,Stad aan de Maas” een schildert.
Voor al deze oud-militairen, nog vol van sterke verhalen, werd nu een reünie georganiseerd in Leiden. Als datum werd vastgelegd: zondag 25 juni 1865. De burgemeesters werden aangeschreven om via de commissarissen des konings de namen door te geven van hen, die voor de onderscheiding in aanmerking kwamen en aanwezig zouden zijn in Leiden. Het ministerie van oorlog verzamelde de gegevens.

Voor Noord-Brabant had de oproep het volgende resultaat:
Andel: Willem Kramer en C. van der Meulen;
Asten: Wolth. Hasselo;
Bergen op Zoom: Jan Abbink, A.C. van Well Groeneveld en Johan H. Leix;
Berlicum: Wilh. Consemulder, Peter de Hart en Jan Regensburg;
Besoyen: Wouter Meijers;
Breda: Everh. A. Alings, Adr. Veerman, Fred, van Thiel, Jan H. Stieneker, Egid A.
Langguth, Adr. Rodi en H. van der Leek;
Cuyk: D.C. Graswinkel; . .
Dongen: Willem Blewanus;
Drunen: Lamb. Telders;
Emmikhoven: Dingeman Schenk, Bast. van Mastrigt en Cornelis Kloots;
Etten: Johannes Haverman, M. Timmermans, Franc. Hereygers en Joh. Claas;
Fijnaart: Bart van Driel en Cornelis de Gast;
Geertruidenberg: Ant. Hansen, Hendr. van Diest en Adr. Stallen;
Ginneken: P. van Kakerken en Frans Vrijdag;
Grave: G. van der Valk Beuman, Carel Fr. Arentz, Willem Keyenberg en Ciprien Delmotte;
‘s-Gravemoer: Pieter Melsen;
Halsteren: Hendr. Gosler;
Haps:’ Peter Beelen;
Heeze: Johs. Adelaars, Joh. Hansen en Hendr. Poots;
Helmond: Bern. Koster, G. van der Vorst, Andries Coolen, Leon vari Bokhoven, Johs. van
Hoof, Wijriand de Wit en Gerrit Molenaar;
‘s-Hertogenbosch: Christ Wiegmans, Jan P. Leenders, Arn. L. Cordens, Guill. van der Aa,
Adr. Chr. Kosters, Johs. Rissel, Alb. van Wijnbergen, Adr. van Aerle, Joh. Breijers,
Hendr. de Groot, Ant. Streijens, L.B. Dierckens, Bend. Kolle, Christ. Cobben, Lamb.
Govers, Johan van der Vlis, Leon. Beijnen, Frans de Vroede, Petrus van Tiel, Jac.
Burghoorn, Fred, van Dartel, Ger. Pegtol, Willem Krugers, Theod. Bruggeman, Jac. H.
Lambooij, Hendr. A. Snijders, Joh. Beckwielder, Jacob. deKeyzer, Paulus van de Gevel,
JeanRoss, Jhr. Joh. Franc. Ridderde vanderSchueren, Ger. Jac. Docters, Hendr.-Klister,
Hendr. Dona, Andr. Damen, Laurens Kalberg, Petrus Otto, Jos. Defais, Joh. de Bruijn,
Joh. Gruijters, Hendr. Looman,’Hendr. Hekker, Joh. Jac. Hageman, H. Meenerbreuker,
Christoff. Wolf, Hendr. van Gerven, Herm. Leusen, Jan Christ Romer, Benj. de Bruijn en
Joh. Corn. Snijder;
Heusden: Bern. Krabbendam, Carel Verbruggen, Joh. van Beijnen, Frans Beunders, Ant. de
Bont, Joh. Fred. Prager, Ermgardus de Vlam, Hendr. van Petten, Hendr. Visser, Willem
van der Loo, Nic. van Delft, Joh. van Elswijk, Mart. Kennemans, Pieter van der Blom,
Joh. Willekes en Cornelis Sienders;
Hooge Zwaluwe;-Govert Heijne, Cornelis de Visser, Ant. de Gouw, Jan D. Lucas, Willem
Lucas en Jan Boelhouwers;
Huisseling: Peter Velt en Herm. van Rooy;
Leende: Wouter Baks, Hub. de Vries, Pieter Kersmaker en Francis van Hooft;
Loon op Zand; Mart. van Leeuwen, bijgenaamd Ten Houten;
Meeuwen: Roeland Smits;
Megen; Jan Willem Boeijen;
Mierlo; Gijsb. Manders en Jan Dysselblom;
Oisterwijk: Wouter van Opstal;
Oosterhout: Frans van Helvert, Jan Janssen, Jan George Buhler, Ant. B. Schagheh, Jacob Ad.
Siekman, Johns. Broeders en Ger. Grooteboer;
Óud-Heusden: H.A. Blaisse en Jud. Timmermans;
Oijen: Arnoldus Roefs;
Oss: Adr. van den Hurk, Ruth. van der Putten, W.H. Hartogs en Johs. de Poot;
Roosendaal: Hendrik Fooij, Corn. van Assel, Arn. Oostvogels en Joh. van Asperen;
Rosmalen: Stephanus Trugg, Willem Teeuwe, Isidore Valois en Dirk van den Berg;
Rijsbergen: Johs Roolarit;
Rijswijk: Joh. Bausch en Joost Sterkenburg;
Someren: Johs. Bemelmans;
Son: Arnoldus Vos;
Sprang: P.H. varï Thielen en Joost Molengraaf;
Stratum: H.P. Jamez en M. Gruijters;
Terheijderi: Willem Flipsen en Willem van Gils;
Tilburg; Gasper Bernaerts en Alex Franken;
Uden: Steph. Bodenstaff, Jos van Bokhoven, Jan van der Burgh, Mart. H. Goozens, Arie van
Herpen, Pieter Nannings en Jan Wassenberg;
Veghel: Jan Korthals en Johs Vogels;
Vierlingsbeek: P. van de Werff;
Waalwijk: Tom. Cornwall, Leon. Varossieau en Sebast. van der Penne;
De Werken en Steenwijk: Cornelis Paans;
Westerhoven: Samuel Lamrn;
Willemstad: Pieter. Rustenburg;
Wijk: Lammert Bas;
Zevenbergen: Pieter L’Olivïer, Pieter Cremers en Jac. Permeerus.

Niet alle 190 personen die hierboven genoemd zijn waren in Leiden aanwezig. Allereerst werd in een zeer laat stadium en wel op 14 juni medegedeeld dat het feest niet op 25 maar op 27 juni zou gehouden worden. Verder zullen verscheidene personen, gezien hun hoge leeftijd, ^ in 1813-1815 waren ze al in militaire dienst en dus nu rond de 70 jaar oud – noodgedwongen of vrijwillig van de reis hebben afgezien. ‘
Ook bij de aanmelding voor het feest hadden velen al te kennen gegeven dat zij ziek waren of slechts zouden komen, als hun gezondheid het toeliet. Een andere reden om het aflaten weten was dat zij „onvermogend waren om de reiskosten te dragen”.
Trouwens niet iedereen werd toegelaten. Bij enkelen was gebleken dat zij te laat in dienst getreden waren en zich ten onrechte hadden opgegeven, zoals Joh. Stevenaar uit ‘s-Hertogenbosch en evenmin kwam Joh. Hilbrant uit dezelfde stad in aanmerking daar die veroordeeld was wegens zakkenrollerij. Een paar anderen waren wel aangemeld maar niet op de voorgeschreven wijze door de burgemeester en de
commissaris van de koning, zoals J. A. A. Adéma, J. Boeserwinkel en G. Verberne, alle uit Asten, en Ger. Jos. Neezen uit ‘s-Hertogenbosch. Ook hun namen werden doorgestreept. ‘ •

Uiteindelijk werden 1910 personen uit het gehele land uitgenodigd, waaronder zich 116 personen uit Noord-Brabant bevonden. Men had een keuze kunnen maken uit de mogelijkheden mét of zonder huisvesting. Van de 116 Brabanders hadden er 90 om huisvesting gevraagd. Onderdak werd verleend in het Invalidenhuis, het Elisabethgasthuis, de Baaihal, de Wittepoort-kazerne en de Diaconieschool te Leiden. Voor elk van deze onderkomens was een toegangskaan uitgereikt in een andere kleur: oranje, blauw, geel, donkerrood en groen, om de organisatie zo vlot mogelijk te laten
verlopen. Van de Brabanders waren er 30 ondergebracht in het Invalidenhuis en 60 in het Elisabethgasthuis. Zij die niet overnachtten hadden een witte kaart ontvangen. De in Brabant bewaarde „souvenirs” zijn dus oranje, blauw of wit. De instructie luidde dat zij die de nacht in Leiden doorbrachten in de namiddag van maandag 26 juni zouden arriveren, zij die niet overnachtten de 27e met de vroege morgentrein. De maaltijden werden gebruikt in de kerk waar ruimte was voor 1750 man en in het Invalidenhuis voor de 200 daar gestationneerden. Eén van de hoogtepunten van het feest was de uitreiking van het ere teken. Men kan zich de trots voorstellen van al deze snorrebaarden. Aan degenen die niet aanwezig waren werd de onderscheiding later via de burgemeester toegezonden.

Uit de gegevens die daarover bewaard zijn gebleven blijkt dat ook in vele andere Brabantse plaatsen dan de bovengenoemde nog oud-strijders woonden. In totaal 119 plaatsen in Noord-Brabant werd het eremetaal uitgereikt. Vijf of meer medailles werden toegezonden aan de volgende gemeenten, waarbij ik de reeds genoemde niet meer vermeld: Eindhoven 9, Gemert 6, Princenhage 12, Vught 10. In het jaar 1865 werden er 492 medailles naar Brabantse gemeenten gezonden, terwijl in de volgende
jaren druppelsgewijze de nakomers nog bedacht werden. Wellicht kunnen op de gemeentehuizen nadere gegevens over de betreffende personen worden gevonden.
M.A. VAN DER WIJST

Over dezelfde activiteit heeft ook heemkring Sprangkapelle een artikel gewijd:

Om af te sluiten: in het Nederlandse Nationaal Archief komt de naam de Vlam niet voor in de stamboeken (Oorlog voor 1813). Wel is er een “Herman de Vlaam”, soldaat in het Regiment Artillerie te voet (1806-1810), en “H. (Hendrik?) De Vlame” aan wie het Metalen Kruis (ook wel ‘Hasseltkruis’)  (onder Willem I) werd verleend voor zijn deelname aan de Tiendaagse Veldtocht (1830-1831 om de Belgische Opstand te onderdrukken) in de 13e Afdeling Infanterie.

1-1213, Stukken betreffende het verlenen van het Metalen Kruis aan personeel

  • Men is nog volop bezig met het digitaliseren van de stamboeken van de Nederlandse Landmacht (Militairen: Onderofficieren en soldaten landmacht Nederland 1813-1924) zodat de kans om een “De Vlam” te vinden op termijn groter wordt.  Hetzelfde geldt voor de militieregisters (de provinciale lotingsregisters).
  • 363-392, 13de afdeling infanterie. pak
  1. Inventaris van het archief van het Ministerie van Oorlog: Stamboeken van Onderofficieren en Minderen van de Landmacht, 1813-1924 ↩︎
  2. Batavia werd genoemd naar de Bataven, een Germaanse stam die ten tijde van Julius Caesar (100 v. Chr. – 44 v. Chr.) de delta van de Lage Landen bewoonde. Vooral in de zeventiende en achttiende eeuw werden zij door toonaangevende historici gezien als voorlopers van het Nederlandse volk en stichters van een zelfstandige Nederlandse natie. Aan het einde van de achttiende eeuw werd ook op politiek vlak op deze Bataafse mythe teruggegrepen. [Wikipedia] ↩︎
  3. Zodra we hierover bevestiging krijgen, wordt deze pagina aangepast. ↩︎
  4. https://nl.wikipedia.org/wiki/Zilveren_Herdenkingskruis_1813-1815 ↩︎

VLAM!