De Gasthuishoevestraat bestaat als naam pas sinds 1898, Voorheen heette deze straat de Rammesansweg, en leidde deze (vanaf de herberg Laat Los) naar het centrum van de Duivelshoekwijk waar tegenover de hoeve lag dat van oudsher eigendom was van het Sint-Elisabethgasthuis uit Antwerpen.


Toen Constant en Louis werden geboren, lazen we het adres van geboorte op de akte, waar we niet altijd van kunnen uitgaan of dat ook wel het domicilieadres was van het gezin Jules De Vlam-Avonts. De gemeentearchieven met o.a. hernummering van de straten uit die en eerdere tijden zijn in vlammen opgegaan door toedoen van de Tweede Wereldoorlog. Als we er mogen van uitgaan dat Wijk C nrs 270 en 282 op de Bredabaan lagen, en nog steeds liggen,

In 1873 woonde het gezin de Vlam-Avonts op de Bredabaan nr 171. In januari van dat jaar diende Jules nog een bouwplan in om op de gedeelten van de percelen van het kadaster Wijk C2 nr. 600 f en 600 g een woning te mogen bouwen, wat betekent dat op deze gronden nog geen (stenen) huizen stonden zoals op het plan hieronder te zien is. De voorgevel op het bouwplan komt ook helemaal overeen met de huidige toestand, ofschoon het aantal traveeën ondertussen tot drie is teruggebracht op de bovenverdieping en tot één op het gelijkvloers.


Op 22 juli 1873 is het plan vergund en kan de bouw beginnen. Alle plaatsen in het nieuwe pand werden zorgvuldig opgemeten en het gebouw werd opgeleverd op 22 april 1875.

Op 1 juli 1884 is Jules onverwacht overleden. “ab intestato”3. Jules is net geen 55 jaar geworden. Maria was toen 54 jaar.
Alle bezittingen blijven binnen de gemeenschap De Vlam-Avonts, en blijven aldus in het bezit van de weduwe van het overleden gezinshoofd. de wagenmakerij en smederij worden in gezamenlijke naam voortgezet door weduwe Maria Avonts en haar drie zonen: Constant, Louis en Jan De Vlam onder de firmanaam “Weduwe De Vlam en Zonen”. De zonen nemen de uitbating voor hun rekening, terwijl Maria voor de boekhouding en het financiële beheer zorgt.
Bekwame smedersgasten worden gevraagd om zich aan te bieden bij Wed De Vlam en Zonen in de Gasthuishoevestraat 5 te Merxem.

In 1889 verkoopt Maria enkele gronden in de Fabriekstraat aan een Peter De Ridder; de akte is verleden bij notaris Raymond Gottal te Merksem. De reden voor de verkoop is niet duidelijk, maar de percelen 600c, g, h, i & q waren in 1844 al in handen van diens vader, de timmerman Jan De Ridder. Peter De Ridder was de grootoom van Armand Verbinnen4, die met de dochter van Constant, Virginie De Vlam, getrouwd was. Petrus de Ridder was in 18945 een rentenier die zijn adres op de Bredabaan 14 had. Wie ook in de in deze aanpalende straat woonde6 is Alphonse Avonts (dokwerker), Wellicht gaat het om nog braakliggende gronden van de familie De Vlam-Avonts op perceel 600 f, en die voorbij de hangar gelegen waren. In totaal werden vier eigendommen verkocht waarmee Maria dan weer bouwgrond zou gekocht hebben aan de kanaalstraat om opbrengsthuizen te bouwen, voorts nog vier huizen aan de Bredabaan (waarvan één winkelhuis, een huis aan de Leegestraat (nu Zwaluwenlei) en bouwgrond in de Fabriekstraat waarop een hangar (zie verder foto Carrettestraat) opgericht werd.

In 1894 woonden de zonen elk met hun gezin op de volgende adressen en stellen we meteen hun specialiteit vast:

Jan en Louis waren zowat buren nabij de oude woning op nr 17. (Bredabaan 10 is vermoedelijk gelegen tussen kasteel Lekkerentand en de Binnenweg (alias Fabriekstraat, nu Carrettestraat); Constant woonde ter hoogte van de St. Bartholomeuskerk. Louis woonde aan de herberg Laat Los (na herbouw, Gasthuishoevestraat 4)
Op te merken valt dat een zekere Josephus Neels, rentenier, op de Gasthuishoevestraat nr 5 zijn adres had in 1894.
Tijdens een Openbare Verkoping7 in de herberg Laat Los (Bredabaan 19/8) eind 1895 wordt één van drie percelen, nl. Gasthuishoevestraat8 nr 5 toegewezen aan Maria Avonts. De beschrijving luidde: “een schoon en prachtig renteniershuis met luchtig verdiep, grooten hof met talrijke fruitbomen in volle opbrengst. Groot 679 meters en hebbende: gelijkvloers, schoone gang, twee dooreen loopende kamers met dubbele deuren en geschilderde plafonds, ruime keuken, pomphuis, gemak9, schommelhuis met ingemetseld vuur10, stal, volière en serre; kamer boven de keuken; op het verdiep twee dooreenlopende kamers; voorts schone mansarde, zolder en kelders. Alle kamers hebben schoone marmeren schouwen en zijn alle planchers geschilderd. Bewoond door de verkopers en ter beschikking van den koopen…”
Op 23-11-1901 beslist bij akte Maria om de firma aan haar zonen over te laten en trekt zij zich met ingang van 27-02-1902 terug uit de vennootschap “Wed De Vlam en Zonen” die daarbij wordt opgeheven. de zonen zouden de firma verder zetten onder een nieuwe naam.
Om de waarde van de onroerende goederen te bepalen werd op 25-02-190211 een openbare veiling ingericht. Bij de openbare boedelverkoop van zijn vader’s zaak koopt Jan zowat 1/3 van de roerende goederen, liggende bomen, planken, gereedschappen en andere benodigdheden van de wagenmakerij en smederij. Constant en Louis nemen 2/3 voor hun rekening.

De uiteindelijke kopers van het onroerend goed werden Maria Avonts (eigendom op de Gasthuishoevestraat nr, groot 696,79 m2), Constant en Louis De Vlam. Verder worden nog toegewezen tijdens de verkoping: een pand op de Deurnebaan nr 8 aan Constant De Vlam en een pand in de Leegestraat nrs 71 en 72 (nu, Zwaantjeslei) aan Louis de Vlam.
Jan De Vlam, de jongste van de vier kinderen, voelt zich benadeelde persoon: dat de verdeling uit de gemeenschap niet evenwichtig en correct is gebeurd; er wordt een minnelijke schikking voorgesteld maar Jan gaat niet akkoord en de verdeling zit in een impasse. Op 29-10-1902 dienen Maria Avonts, Constant, Louis én Josephine De Vlam12 een verzoek in bij de Rechtbank van Eerste Aanleg om de vereffening-verdeling via de rechtbank te bezegelen. Uiteindelijk zal de akte van verdeling worden verleden op 2-12-1903.



In de hangar van de wagenmakerij lagen de bomen te drogen, ontdaan van hun bast, en gemerkt met de letters DV. Hiervoor werd de merkhamer gebruikt:
In het “Handelsblad” van 6-02-1904 staat vermeld dat In Merksem per akte voor notaris Verbeeck, een maatschappij “Constant en Louis De Vlam” is gesticht, met zetel te Merxem en met als doel ‘het uitbaten der wagenmakerij en smederij’, in gezamenlijke naam van C. en L. De Vlam wagenmakers, en waarvan zij alleen eigenaars zijn.

Op de volgende pagina (link hierna) zien we een foto van de Laat Los in 1897. Op het detail hieronder zien we nog net een (vracht)wagen geparkeerd voor de wagenmakerij. We zien ook dat naast de wagenmakerij nog geen woonhuis staat (wel een wit gebouwtje/schuur?)


Helaas hebben we geen foto’s van de werkplaats15 of van de producten die de firma De Vlam heeft afgeleverd, maar hieronder zien we mogelijk wel twee jonge Vlammekens aan het spelen in de straat:

In 1909 getuigde Victor de Vlam, zoon van Constant, over drie mannen die betrokken zouden zijn bij een roofmoord op de Bredabaan. Hij was wagenmakersgast bij zijn vader. Zijn getuigenis begint toen hij, samen met een gast, aan het werk was aan een wagen in de Fabriekstraat.
In het Felixarchief vinden we een milieuvergunning afgeleverd op 28-10-1910 voor de Gebr. C. & L. De Vlam (Constant en Louis De Vlam) voor het plaatsen van een elektromotor van 5 pk.
In 1912 verderop in de Gasthuishoevestraat wordt de hoeve gesloopt die eigendom is geweest van het Sint-Elisabethgasthuis te Antwerpen17, en naar dewelke de Rammesanstraat werd hernoemd tussen 1894 en 1898.

Over het kruispunt tussen Carrettestraat, Bredabaan en Gasthuishoevestraat is het laatste nog niet verteld. Lees hier verder.


In 1918 houdt Constant de wagenmakerij voor bekeken en trekt zich het jaar erop officieel terug uit de zaak, waarop Louis de nieuwe en enige zaakvoerder wordt.
Het ambacht van de wagenmaker in de jaren 1900: video CAG. Zie ook www.wagenmakerij.be
Gerard, een achterkleinzoon van Jules de Vlam vertelt over zijn vader en grootvader:
Al het boorwerk in de eiken langsdragers van de platte wagens moesten worden uitgeboord met een handgesmede boor.; daarna werden de eveneens handgemaakte bouten er roodgloeiend door geslagen. dat was pas- en vakwerk. de grote, omstreeks 1,5m, achterwielen van de platte wagens waren voorbeelden van uitesrt nauwkeurig werk. de velg bestond uit eiken segmenten die pasten! de spaken (in buigzaam essenhout) waren gestroomlijnd en de verbinding tussen velg en naaf (eik) met pen en gat, was bij elk wiel, ongelooflijk passend en een kunstwerk op zich daar was nergens een spleetje te bespeuren. Terwijlin de voorste werkplaats de houtbewerkers bezig waren, was zoon Henri de Vlam als smid bezig in de Smisse met het vervaardigen van stalen banden die uiteindelijk rond de houten wielen kwamen; deze wielen bestonden uit een platstaal van 12 cm breed en 1,5 cm dik; die platstalen band moest eerst manueel gecentreerd worden tot een diameter van 1,5m. De uiteinden werden dan aan elkaar gelast in het smidsvuur. Als er voldoende stalen “repen” klaar waren, (en dus ook de bijhorende houten wielen) werden die op de open koer (binnenplaats) tussen het “hout” atelier en smidse roodgloeiend gestookt, en vervolgens door drie mannen met speciale haken of tangen uit het vuur gelicht en op het houten wiel gelegd. Doordat het metaal was uitgezet door de hitte, waren slechts enkele mokerslagen nodig om de ring rond het houten wiel te kloppen; dan werd vliegensvlug een staaf door het wielgat gestoken, het wiel recht gezet en met twee man aan werszijden zo in een langwerpige waterput gerold om snel af te koelen; op die manier kromp de stalen band rond het houten wiel en zat het muurvast in elkaar.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was België een bezet land. De ‘Smederij-Wagenmakerij Louis De Vlam’ kreeg de opdracht om duizenden berkenboompjes in blokjes te zagen; die moesten dienen als brandstaof voor legervoertuigen. Na de oorlog bleef een massa legermateriaal achter. De natiebazen lieten de kleine houten wielen van hun karren vervangen door tankwielen (op die tankwielen liepen namelijk de rupskettingen): dit was dus in hoofdzaak werk voor de smid. platte wagens werden vervangen door opleggers van het Amerikaanse leger. Daarmee liep de oude wagenmakerij op zijn einde. Louis besloot de fakkel door te geven aan zijn drie zonen: Frans, Henri en Constant, die nog thuis op de Gasthuishoeve nr 5 woonden.
In de jaren dertig werd een nieuwe firma opgericht “Wagenmakerij Gebroeders De Vlam”18; deze werd verdeeld als volgt:
- Wagenmakerij Frans de Vlam (werkhuis van de oude wagenmakerij)
- Smederij Henri de Vlam
- Schrijnwerkerij Constant de Vlam (ondergebracht in de hangar/werkplaats van de oude wagenmakerij); die laatste werd later verhuurd aan havenbedrijf DAMCO.
Aan werk was geen gebrek. Ontelbare huizen hadden oorlogsschade opgelopen, dus was er werk voor de schrijnwerker en zijn personeel. Op het naakt chassis van nieuwe vrachtwagens werd door schrijnwerker en smid een “tailormade” carrosserie gebouwd.
1944



Gerard, de achterkleinzoon van Louis de Vlam, vertelt nog dat jaren na de oorlog wanneer de werkplaats werd verwarmd met houtkrullen in een groot ijzeren vat, de schoorsteen al een tijdje niet meer trok. Na lang en grondig onderzoek vonden ze de oorzaak: een niet-ontplofte bom is tijdens het bombardement van 1944 in de schoorsteen van de werkplaats terechtgekomen, terwijl het ‘broertje’ zich in Gasthuishoeve nr 1 had huisgehouden.
- Aanvankelijk, en gebaseerd op de huidige onlogische straatnummering, situeerden we de gezinswoning annex werkplaats ergens tussen kasteel Lekkerentand en de Rammesansweg (Gasthuishoevestraat). Mogelijk lag het adres net te westen van de Binnenweg (nu Carrettestraat) en de toen nog verkavelingsgronden met de percelen nr. 600, waarvan zeker 600f in handen was van de familie De Vlam-Avonts. (zie plan), en die was volgens de kadastrale kaarten nog niet bebouwd was, maar als Bredabaan 19 de herberg Laat Los was, dan moest Bredabaan 17 wel het pand/perceel er naast zijn, dus op de huidige locatie van de Gasthuishoevestraat 5. Later (na de schadegevallen tijdens WO II) zal blijken dat ook de andere huizen Gasthuishoevestraat 1 en 3, alsook de huizen in de Carrettestraat (op hetzelfde perceel) in handen waren van de familie De Vlam-Avonts. ↩︎
- In de kadastrale kaart van 1844 van de buurtwegen in Merksem vinden we ook de namen van eigenaars terug: de percelen van de Vlam-Avonts waren voordien eigendom van Jean De Ridder (timmerman; hij bezat de meeste percelen van de Duivelswijk C600), Kornelis de Wolf (uit Antwerpen), Jozef Jan Stillart (rentenier uit Antwerpen), en Maarten van Agtmael (herbergier van “Het Groen Huis”, Bredabaan 562, gelegen in ‘Het Dorp’ te Merksem). ↩︎
- “zonder testament” De erfopvolging waarbij het Wetboek Erfrecht bepaalt wie de goederen, schulden, rechten en verplichtingen van de overledene krijgt.
Er zijn twee vormen van erfopvolging: – erfopvolging bij versterf en – erfopvolging krachtens uiterste wilsbeschikking. Bij erfopvolging bij versterf bepaalt het Wetboek Erfrecht wie de goederen, schulden, rechten en verplichtingen van de overledene krijgt. De wet wijst erfgenamen aan, die alles van de overledene krijgen. De wet kent vier groepen van erfgenamen. Zijn er in de eerste groep geen erfgenamen (meer), dan wordt er gekeken in de tweede groep, enzovoort. Er zijn in de meeste gevallen erfgenamen te vinden in de eerste of de tweede groep. De eerste groep zijn de man of vrouw van de overledene en de kinderen. In de tweede groep zitten de ouders van de overledene en de broers en zussen van de overledene. ↩︎ - Armand is een zoon van Ludovicus Joannes Maria Verbinnen (geb. Merksem op 21-07-1862) en van Mathildis Maria Heusschen (geb. Antwerpen, 30-04-1867). Ludovicus is de zoon van Benedictus Carolus Verbinnen (1842-1874) gehuwd op 1-05-1862 te Merksem met Maria Ludovica De Ridder (geb. 1843). Op dat huwelijk was de stiefvader van Ludovicus getuige: Carolus Peeters (53 jaar, klerk). In de zogenaamde IJskelder (op de Bredabaan nabij de Bredapoort (gesloopt circa 1925); het houten gebouw van Glacière Norvégienne brandde af in 1895, herbouwd in hout tot buurspoorstationweg “IJskelder” en na brand in 1934 tot (stenen) herberg “De Nieuwe IJskelder”) werkte coiffeur René Verbinnen, broer van Ludovicus. Hij woonde met zijn twee dochters (Yvonne en Nadine) op de Bredabaan tegenover de Gasthuishoevestraat. ↩︎
- zie 3. ↩︎
- “Gemeente MERXEM, Lijst der kiezers voor den staat en voor de Kamer van Volksvertegenwoordiging, 1 oktober 1894 – 31 Mei 1895” adres Fabriekstraat nr 2 ↩︎
- Blijkens het “Handelsblad” van 7-09-1895 vindt er een Openbare Verkoping plaats van drie “Schoone Huizen” gelegen aan de Gasthuishoevestraat 5, 7, en 9 te Merxem welke zal plaats vinden door notaris De Keersmaecker en worden gehouden in de herberg “In den Laat-Los” gelegen in de Bredabaan 19/8, op de donderdagen 26 september en 3 oktober 1895 telkens ten 4 ure stipt. In 1998 werden panden 7 en 9 verbouwd van woonpand tot atelier; in 2000 werd de voorgevel veranderd. ↩︎
- Voorheen heette de straat Rammesansweg. De straat kreeg de nieuwe naam Gasthuishoevestraat naar de hoeve van het Sint-Elisabethgasthuis van Antwerpen dat zich halverwege deze straat bevond. ↩︎
- Voor de Nederlandse vrienden: In het toilet kon je even tot rust komen, vandaar het gemak. De ‘planchers’ zijn de planken van de houten vloeren. We hebben in Vlaanderen nu eenmaal het langdurig genot gehad van een Franstalige overheid. ↩︎
- Een schommelhuis is een bijgebouwtje. ↩︎
- Op een schets uit 1902 zien de de indeling van het pand op gasthuishoevestraat nr 5, maar daarnaast wie de buren waren van de aanliggende panden. Op Gasthuishoevestraat nr 3 woonde toen het gezin: Jan Wassenaar en Johanna de Backer. Johanna de Bakker, wonende te Merksem [geboren op 10-11-1839 te Wernhout (Zundert, NB), is overleden na 1902. Johanna trouwt op 14-11-1865 te Wernhout met Jan Wassenaar, zoon van Wilhelmus Wassenaar en Antonia Frijters. Het gezin heeft kinderen. Jan, nachtwaker, is geboren op 15-08-1841 te Zundert en Wernhout, is overleden op 23-10-1896 te Merksem. Op Gasthuishoeve nr 7 woonde Louis Goossen, bakker te Merksem. ↩︎
- Josephine was niet meer gerechtigd in de wagenmakerij en de smederij, sinds haar huwelijk met J.A. van Dijk op 24-06-1884. ↩︎
- Gasthuishoevestraat nr 1. In 1912 werd een vergunningsaanvraag ingediend voor een slachterij. Tijdens WO II was hier een herberg gevestigd “In het Witte Paard” (tegenover “Het Vosken”) en waar veekoopman François Willems woonde. Door het opblazen van de hoge telefoonpyloon door de Duitsers vóór hun aftocht, werd het hoekhuis vernield. Huisnr 3 werd daarna het nieuwe hoekhuis. ↩︎
- GvA, 14-07-2004. Laatste Belgische sigarettenfabriek dicht
De laatste sigarettenfabriek in België heeft haar deuren gesloten. In de fabriek van Tabacofina-Vander Elst in Merksem rolden vorige week de laatste pakjes van de band. De productie van Belga, Tigra en Johnson verhuist naar Nederland.
Moederbedrijf British American Tobbacco (BAT) kondigde in november van vorig jaar aan dat het de fabriek aan de Vaartlaan in Merksem zou opdoeken. De sector kampt met overcapaciteit en de groep wou niet langer investeren in de verouderde installaties. Van de 230 werknemers konden er 111 met brugpensioen, de anderen moeten uitkijken naar een andere baan.
Officieel sluit het bedrijf op 1 augustus, maar door de vakantie ligt de productie al sedert vrijdag stil. Ook een afdeling die instond voor het onderhoud van productiemachines in andere vestigingen in Europa en Afrika, verdwijnt. Een aantal technici zullen tot het einde van het jaar de installaties in Merksem ontmantelen. Daarna zal de site worden verkocht.
Het sigarettenmerk Belga kwam in 1923 op de markt. De sigarenmakers François en Alphonse Vander Elst waren in hun fabriek in Borgerhout na de eerste wereldoorlog gestart met de productie van sigaretten.
In 1947 opent de firma de nieuwe fabriek aan de vaart in Merksem. Belga zal in de jaren ’60 als één van de eersten de filtersigaret lanceren. Belga wordt een succesverhaal en de productie stijgt naar onbekende hoogten. In 1972 komt Tabacofina-Vander Elst in handen van de Zuid-Afrikaanse groep Rothmans, de vierde grootste tabaksproducent ter wereld.
Vanwege de dalende tabaksconsumptie voert het moederbedrijf midden de jaren ’90 een zware herstructurering door, waarbij in België 280 banen sneuvelen. In 1999 fuseert Rothmans met de nummer twee, het Britse British American Tobbacco (BAT). Maar het aantal rokers blijft dalen en twee jaar later sluit BAT de sigarettenfabriek in Molenbeek, waar Lucky Strike en Kent geproduceerd worden. Zowat 360 mensen verliezen hun baan. In Merksem wordt de productie van roltabak stopgezet en verliezen 30 mensen hun job.
In november 2003 valt het doek over de fabriek in Merksem. De installaties zijn verouderd en de sector kampt met overcapaciteit, volgens de directie omdat het aantal rokers dankzij de talrijke anti-rookcampagnes drastisch gedaald is. Belga, tot op heden goed voor 10 procent van de Belgische sigarettenmarkt, verhuist na 80 jaar naar Nederland.
BAT blijft in België nog actief in drie vestigingen. In Leuven blijft de productie van sigaren bestaan. In Molenbeek en Edegem zijn commerciële diensten gevestigd. Het Belga-museum verhuist van Merksem naar Molenbeek. ↩︎ - Onder Louis De Vlam vinden we er wel nog. ↩︎
- Avondblad ↩︎
- Frans Cauberghs (KKvHM) vertelt: Tot 1671 was het “Klein Gasthuishof” een hof van plaisantie (lusthof) en eigendom van Jacomo van Veerle. Eerder was het ene eigendom van brouwer Johan de Man. Jacomo verkoopt het goed op 14-09-1671aan Cornelis van Cauwenberghe, rentmeester van het St Elisabethgasthuis. Op 30-09-1673 koopt Anna van Steenbrugge, moeder van het gasthuis het goed en schenkt het ten bate van het gasthuis. ↩︎
- Het bord “Wagenmakerij Gebroeders De Vlam” werd opgehangen boven de ramen. Niettemin bleef aan de poort nog steeds het opschrift hangen: “Smederij – Wagenmakerij Louis De Vlam”, minstens tot na WO II. ↩︎