De Leuvense matrikels zijn de rollijsten waarop de suppoosten (= de leden van de universitaire gemeenschap) ingeschreven werden. Het gaat hier om een zeer uitgebreide groep, waarin in de eerste plaats de studenten en professoren zijn opgenomen. Anderen die we erin terug kunnen vinden zijn: de leden van de in de universiteit geïncorporeerde kloosters, humaniorastudenten van het Drievuldigheidscollege, de Leuvense drukkers, boekverkopers en boekbinders,…
- De Oude Universiteit Leuven (1425-1794)
Vanaf 1425 onstonden in Leuven de volgende faculteiten:
Artes, Kerkelijk Recht, Burgerlijk Recht en Geneeskunde, en wat later ook Godgeleerdheid waardoor een volwaardige universiteit gevormd werd.
Artes was de voorloper van de Letteren en Wetenschappen. Het encyclopedisch onderricht in de Artes was een soort polyvalente kandidaatsopleiding. Het ging terug op de “zeven vrije kunsten”, onderverdeeld in trivium (grammatisch-literair-filosofische vorming) en quadrivium (wiskunde en natuurwetenschappen).
Het magisterdiploma in de Artes gaf toegang tot de hogere faculteiten (Godgeleerdheid, de beide Rechten en Geneeskunde).
- Artes (1425-1794)
Artes erkende vier pedagogieën:
- Burcht = Castrenses
- Valk = Falconenses
- Varken = Porrenses
- Lelie = Lilienses
Dit waren echte universitaire kostscholen waar jonge studenten zowel onderkomen als onderwijs kregen.
De vier pedagogieën dragen de naam van het huis waar de eerste magisters (docenten) gingen samenwonen of van een herberg of afspanning in de buurt. De Burcht werd genoemd naar de Burchtstraat (nu: Mechelsestraat). Waar nu de abdij Keizersberg staat, stond vroeger een burcht.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pedagogie_De_Burcht
De pedagogieën en de colleges moesten een antwoord bieden aan een dubbel probleem: de bedelstudent en de eeuwige student.
Pedagogieën zorgden er in de eerste plaats voor dat ook armere studenten konden eten, drinken en slapen.
De artesstudenten zaten vooral in de pedagogie de Burcht die een bijzondere band had met de theologische faculteit en haar H. Geestcollege.
De artesopleiding duurde vier à vijf jaar en leidde tot het diploma van “licentiaat” of “magister”.
Normaal moest je als student eerst aan de artesfaculteit gestudeerd hebben vooraleer je een studie aan een hogere faculteit kon beginnen.
- Matrikels
Deze matrikels hebben ook een specifieke structuur. De hoofdcategorieën zijn:
- nobilis,
- maiorennis,
- minorennis,
- pauper.
Vanaf 1655 worden quasi alle artesstudenten in één van de vier pedagogieën ingeschreven. In de 18de eeuw bereikt de opbouw van de matrikels een grote regelmaat:
- eerst worden de maiorennes vermeld (eventueel met vermelding pauper),
- daarna de nieuwe studenten van de hogere faculteiten (de edelen (nobilis) komen eerst),
- dan de eerstejaars van de verschillende pedagogieën (het Varken, de Lelie, de Burcht en de Valk), gegroepeerd in edelen (nobilis), minderjarigen (minorennes) en armen (pauperes),
- tot slot de minorennes van het Collegium Sanctissimae Trinitatis .
Wanneer een student in Leuven aankwam moest hij zich binnen de veertien dag laten inschrijven ( = immatriculeren) bij de rector, waar hij een som – afhankelijk van zijn sociale positie – moest betalen en een eed moest zweren.
Studenten werden enkel bij hun aankomst ingeschreven, de inschrijving werd dus niet ieder jaar vernieuwd, zelfs niet wanneer men van faculteit veranderde (tenzij de studie in Leuven om welke reden dan ook met x-aantal jaren onderbroken werd, dan werd de student in de matrikels opgenomen als reintitulatus).
De meeste studenten waren nog minderjarig (de zogenaamde minorennes) en net van de humaniora af toen ze zich inschreven. Toch waren er ook studenten die ingeschreven werden als majorennes en dus al meerderjarig waren, dit houdt in dat ze minstens 24 jaar oud waren.
Verder werd ook een onderscheid gemaakt tussen de divites (de rijkeren) en de pauperes (de armere studenten).
- Studieverloop
Alvorens je een studie aan één van de hogere faculteiten kon aanvangen (rechten, theologie of medicijnen), moest je éérst de artes-faculteit doorlopen, waar iedere student werd ingedeeld in één van de vier pedagogieën (het Varken, de Lelie, de Valk, de Burcht).
In deze faculteit werden de studenten ingewijd in het trivium en het quadrivium.
Achtereenvolgens leidde deze studie tot volgende graden: het baccalaureaat, het licentiaat en het magisterium.
In 1617 werd bepaald dat iedere student minstens twee jaar aan de artesfaculteit moest doorbrengen, alvorens ze een diploma konden halen. Toch werden op deze regel heel wat uitzonderingen gemaakt, waardoor het ook mogelijk werd de artes-studie op enkele maanden te doorlopen. Hierna konden de studenten doorstromen naar één van de hogere faculteiten. Het populairst was de rechtenstudie, vervolgens kwam theologie en het minst populair was de medische studie.
Wanneer we naar de rechtenstudie kijken, dan zien we dat we een onderscheid moeten maken tussen burgerlijk recht en kerkelijk recht, maar de meeste studenten kozen voor de studie in de beide rechten aan het collegium utriusque iuris.
Van 1617 af kon men het baccalaureaat behalen na anderhalf jaar studie; om licentiaat in de beide rechten te worden, was een studie van vier jaar vereist, maar voor een titel in één van de beide rechten was slechts drie jaar nodig. Het examen voor de kandidaat baccalaureus hield een ondervraging in over de Codex, terwijl een examen voor de kandidaat licentiaat een disputatio, repetitio en een tentamen rigorosum omvatte.
Een doctoraat halen was slechts een formaliteit, maar dan wel een hele dure. De opleiding theologie kon een student pas aanvatten na zijn magisterium artium te behalen. Een studie theologie duurde ook heel wat langer dan de andere opleidingen, vanaf 1650 was je maar liefst een goede zeven jaar bezig (voor 1650 duurde de studie zelfs 11 jaar!). De meeste studenten beperkten zich dan ook tot het halen van een baccalaureaat1.
De toegang tot universitaire studies waarbij de burgerij functies opnam in de nieuwe overheidsinstellingen waar vaak studies voor vereist waren, leidden tot het ontstaan van de ambtenarenadel. Wellicht ook een streven voor Joannes Baptista.
- Joannes Baptista de Vlam (~Herselt, 2/11/1698)
Met het verdrag van Utrecht in 1713 wordt de Spaanse Successieoorlog beslecht en komen de Zuidelijke Nederlanden voortaan onder Oostenrijks bestuur.
Joannes Baptista de Vlam wordt volgens het Rijksarchief ingeschreven op 31 augustus 1717.
Oude Universiteit Leuven, 1426-1797 (arch.be) scans p. 399 folio 395
Folio 393 (p397 online) zijn de edelen (nobiles) en betalen 8 gulden inschrijvingsgeld.
Folio 394 links (p398 online) zijn de maiorennes (25+) en betalen 6 gulden 6 st.
Folio 394 rechts (p398 online) zijn achtereenvolgens:
– minorennes (-15) [extra pedagogie] betaalt 4 gulden 2 st.
– pauperes [extra pedagogie] betaalt 1 gulden 6 st. [Ook studenten die ingeschreven werden als pauperes behoorden tot de gegoede klasse.]
– Nobiles [leerstoel filosofie] betalen 8 gulden inschrijvingsgeld.
Folio 395 links (p399 online) zijn de minorennes (-15j) van de filosofie en betalen 4 gulden 2 st.
Tot deze groep behoort Joannes Baptista De Vlam (hier met hoofdletter D)
Jan Baptist is reeds 18 jaar, maar wordt niettemin bij de minorennes gerekend. Dit is een grootste groep ingeschrevenen van 50 studenten.
Folio 396 rechts (p401 online) volgen de pauperes, toegevoegd aan de vier pedagogieën
Folio 397 links (p403 online) eindigt tenslotte met de nihil solvit (studenten die gratis mochten inschrijven)
- Wat na september 1717?
Jammer genoeg bestaat er niet zoiets als dé promotielijsten van de Oude Universiteit Leuven. Er bestaat wel een publicatie, Promotions de la faculté des arts à l’université de Louvain (1428 – 1797) van Reusens, maar ondanks de veelbelovende titel loopt dit slechts tot 1568. Enkele bronnen bewaard in het fonds Oude Universiteit Leuven, 1426 – 1797, bewaard in het Rijksarchief Leuven: het gaat hier in de eerste plaats om promotielijsten van de artesfaculteit, maar ook om documenten afkomstig uit de rechtenfaculteit, in de eerste plaats het Liber fiscalis Baccalaureorum en verder ook nog de Liasse de certificats de baccalauréat – en Liasse de certificats de licence die bewaard worden in dit fonds. Het Liber fiscalis Baccalaureorum levert ons bijvoorbeeld slechts studentenlijsten tot 1717. De Liasse de certificats… zijn niet meer dan een aantal diploma’s.
Van wie werd ingeschreven, zullen er ook nog andere nota’s bestaan (hebben), en mogelijk zijn die nog niet ontsloten voor het publiek, laat staan gedigitaliseerd; mogelijk werden die documenten vernietigd tijdens de Franse Tijd toen de universiteit door het bewind gesloten werd.
Grosso mode was zijn parcours als volgt:
Jan Baptist werd ingeschreven als student in de vrije kunsten. Dit was immers de beginstudie van elke universiteitsstudent, waardoor men toegang kreeg tot de andere faculteiten). Gedurende twee jaar ontving men dan onderricht in de logica (negen maanden), de fysica (acht maanden) en de metafysica (vier maanden). De lessen volgde men aan één der vier pedagogieën van de Burcht (Castrenses), het Vercken (Porcenses), de Lelie (Lilienses) of de Valck (Falconenses). Daarnaast waren er enige gemeenschappelijke colleges in eloquentia en moraalfilosofie.
De laatste drie maanden van het tweede jaar dienden voor repetitie. Het licentiaatsexamen vond altijd in september plaats en werd pas na het midden der achttiende eeuw verschoven naar de maand juli.
In deze pdf krijg je een overzicht van de vier pedagogiën aan de OUL:
In het Rijksarchief zijn nog mogelijkheden tot het vinden van namen binnen de colleges zelf:
Nog verder op te zoeken:
Inventaris van de archieven van de Oude Universiteit Leuven, 1426-1797
III. ARCHIEF VAN DE COLLEGES EN VAN DE ACADEMISCHE STICHTINGEN
A. DE COLLEGES VOOR UNIVERSITAIR ONDERWIJS :DE PEDAGOGIEËN VAN DE ARTESFACULTEIT EN HET COLLEGIUM TRILINGUE
1. De Pedagogie Van De Borcht, gesticht door Godfried van Gompel, 1427 1. DE PEDAGOGIE VAN DE BORCHT, GESTICHT DOOR GODFRIED VAN GOMPEL, 1427
a. Algemene inrichting b. Bestuurders {J. Hendrickx, regent van het Castrum 1716-1738; Hendrik van Gameren, subregent vanaf 7 april 1724} (3) Professoren Documenten m.b.t. de professoren van de Borcht: J. van Eyck, 1633; J. Tacquenier, 1643; N. Lamine, 1691;
c. Studenten
861 Registrum Inscriptionum et didactrorum Pedagogii Castri ab anno 1636 ad annum 1667: lijst van de studenten: notities. 1615-1753. 1 deel
862 Register met notities van regent F. van Beringhen, betreffende de studenten en de inkomsten en uitgaven van de bibliotheek van de Borcht. 1661-1686. 1 deel
863 – 867 Liber Nominum Commensalium Castrensium. 1702-1797. Oktober 1702-1716. 1 deel