Bij de ontdekking van Ignatius vonden we zijn handtekening op een meer dan driehonderd jaar oud document, en dat leek ongewoon voor een man van wie we dachten dat hij van eenvoudige komaf was. tenslotte vonden we in de 19e en 20e eeuw veel van onze mensen terug die in een verklaring aangaven niet te kunnen lezen en schrijven.
Dat Ignatius en wellicht zijn ouders en voorouders, … konden lezen, schrijven en rekenen; dat laatste was ontontbeerlijk bij het opzetten van een zaak of om handel te drijven.
We gingen er automatisch van uit dat ze dan van een zekere welstand moesten komen of in de leer zijn geweest bij rijkere burgerij of edellieden. tenslotte was zijn schoonvader President-Schepen van Gemert, en wiens schoonvader zelfs Schout en Griffier van Gemert is geweest, dus zou de aanstaande schoonzoon uit Tongerlo wel eens een niet zo onbeduidend boertje kunnen zijn. Maar dan vinden we ook van Sebastianus een handtekening op een schepenakte in Olen.
Maar misschien komt die geletterdheid uit een andere hoek:
In een boek over de Val van Antwerpen en de uittocht van Vlamingen en Brabanders in 1585 vond ik het volgende terug:
(Het boek bij uitgeverij Lannoo is van de hand van Gustaaf Asaert, doctor in de geschiedenis en voormalig Rijksarchivaris)
In de Lage landen (o.a. Graafschap Vlaanderen [Duinkerke – Kamerijk (Cambrai, FR) tot van Sluis tot Hulst] en Hertogdom Brabant [Antwerpen – ’s Hertogenbosch – Venlo tot ]) stond het onderwijs op een hoog peil en was de bekendheid met het alfabet vrij behoorlijk. In zijn bekende werk van 1567, Descrittione di tuttie i Paesi Bassi… (Antwerpen, 1567), schreef Guicciardini dat gemene lieden, boeren en landlieden konden lezen en schrijven.
Uiteraard bestond er geen leerplicht, maar basisonderwijs was voorhanden met de zogenaamde Dietsche of Duytsche school, waar lezen en leren in de volkstaal essentieel was. Tenslotte was de taal het Nederduytsch of het Dietsch, zelfs in het Graafschap Vlaanderen dat tot het Gallische rechtsgebied behoorde, maar waar men de Teutoonse taal hanteerde en Duitse gewoontes er op nahield1. Wie verder wilde studeren, kon naar de Latijnse school, als voorbereiding op de universiteit In Leuven of Dowaai.
Nog opmerkelijk voor de 15e en latere eeuwen is de meertaligheid van de (Zuid-)Nederlander. Diverse bezoekers aan opnze regio’s verwonderden zich erover hoe de lokale bevolking reeds van kinds af aan vertrouwd werd gemaakt met diverse talen als het Frans, het Italiaans, het Duits, het Engels en het Spaans naast de eigen moedertaal Diets of Waals. De beurzen in Brugge en Antwerpen werden in het Italiaans geprijsd, de financiële bestuurstaal. De hoven in Brussel tot Leuven hanteerden het ‘Bourgondische’ Frans als centrale en administratieve bestuurstaal. Het lokale bestuursniveau gebeurde in de lokale taal.2
Algemeen wordt aangenomen dat het onderwijs in de Zuidelijke Provinciën van een hogere kwaliteit was dan in de Noordelijke. Die vaststelling geldt zowel voor de lagere als voor de ‘grote’ Latijnse scholen. Vóór 1575 bezat het Noorden geen universiteit.
Het aantal lage, schrijf- of Dietsche scholen nam in de loop van de 15e eeuw aanzienlijk toe en kreeg zelfs een verbluffende wending in de volgende eeuw.
In de jaren zestig van de zestiende eeuw telde Antwerpen niet minder dan 150 Dietse privé-lekenscholen voor de studie van ´Wals en Diets´, aritmetica en geometrica.
In de metropool bestond al vóór 1468 een schoolmeestersambacht. (In Middelburg bestond een eerste schoolmeestergild pas vanaf 1591.) Dit veranderde echter na de val van Antwerpen en de uittocht van vele intelligentia en onderwijzers waar zich een geleidelijk omgekeerde beweging inzette.
Over het onderwijs van die tijden kan je op de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren meer te weten komen.
Dat de families De Vlam vier eeuwen geleden al geletterd waren, zal dus mogelijk met de algemene opvoeding van die tijd te maken hebben, nl. dat zij in die tijd reeds naar het basisonderwijs in de Dietsche scholen gingen zoals de meeste andere kinderen van die tijd. Wie weet was er misschien al een voorvader van Ignatius leerkracht. maar ondertussen weten we ook al dat onze voorouders aanzien genoten of tenminste een zeker welstand bezaten en zich reeds in kringen van de gegoede klasse bevonden; voor zover we konden nagaan, waren ze echter geen edellieden of rijke burgers.
Dat ze altijd al een zeker aanzien genoten of in de gunst van edellieden of hooggeplaatsten genoten, dat kan nog vele andere oorzaken hebben: opportunisme, geluk hebben, neus voor zaken, …
De 16e eeuw was ook een bewogen tijd met de scheiding der Nederlanden, de exodus van protestanten uit Antwerpen en omstreken naar de Zeven Provinciën, … Het heeft vele jaren geduurd om terug overeen te komen, omwille van de geloofsovertuiging.
De (katholieke) nazaten van Ignatius hadden het na de Franse Tijd niet gemakkelijk in het nu overwegend protestantse Nederland. Er was ook veel armoede en veel mensen hadden het niet breed, zo ook onze families, waarvan velen in akten aangaven niet te kunnen lezen of schrijven, en als arbeider (meestal wever, klompenmaker, …) werden geregistreerd. Katholieken in de Zeven Verenigde Nederlanden (en latere landsaanduidingen) werden sedert de Reformatie een minderheidsreligie kregen ook geen toegang tot de hoge ambten in Nederland; het zou zelfs duren tot 1853 voor de katholieken politieke rechten kregen.
Tot Joannes de Vlam, geboren in Wijchen (GD, NL)[spreek uit: Wiechen] zich in Rijsbergen (NB, NL) vestigde als hoofdonderwijzer en zich zo terug tot een lokaal invloedrijke familie opwerkte. Ook een jongere neef, eveneens Joannes genaamd, geboren in Gemert, bracht het toen tot priester-generaal-econoom van de Orde van de Kruisheren in Cuijk (NB, NL) en in Diest (Vl-B, B). Nog een oudere neef uit Wijchen is Petrus van Zeeland die in zijn dorp Boven-Leeuwen (GD, NL) een stevige reputatie genoot als dorpsherder van zijn parochie, en er zowaar onder zijn impul s een nieuwe dorpskern ontstond. Vooraan in de 20e eeuw brachten Johan J.J. de Vlam, en zijn jongere neef K.L.H. van der Put het allebei tot lid van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.