Ermgardus de Vlam en Napoleon

Ermgardus, het blijft vreemd klinken in de oren, maar voor de Belgen onder ons kennen we beter de verfranste naam als Ergard. Ermgardus kreeg zijn doopnaam van zijn grootvader Ermgardus van Hoof. Ermgardus was de enige zoon van Theodorus (Dirk) de Vlam en Joanna van Hoof die buiten Gemert is geboren en gedoopt, nl. in Aarle-Rixtel. Hij werd hiermee de tweede de Vlam die in vestingstad Heusden zou overlijden1.

Ermgardus is de enige verwant die in het Franse Leger heeft moeten dienen.

Om de geopolitieke context van die tijd in de Nederlanden te kennen, verwijs ik graag naar deze Wikipagina: Algemene toestand Nederlanden 1795-1810

Algemene toestand in Gemert 1795-18132

De Franse Tijd, zoals we de periode 1794-1813 ook wel noemen, na de invasie van Napoleon Bonaparte, vormde in allerlei opzichten een breuk met het verleden. Er veranderde zó veel! Een kleine opsomming: De Duitse Ridders verdwenen. De goederen van de Duitse Orde werden in beslag genomen. Gemert werd hoofdplaats van het kanton Gemert-Uden-Boekel-St. Anthonis. De eerste verkiezingen. Paspoorten. Frans als bestuurstaal. Oud en Nieuw was voortaan in september hoewel de namen van de maanden ook werden afgeschaft en vervangen door de republikeinse kalender. Geboorte, huwelijk en overlijden moesten op het gemeentehuis worden aangegeven, de overheid wilde voortaan veel meer weten over de burger. De opzet van de rechtspraak veranderde. De organisatie van het gemeentebestuur werd vernieuwd van het oude schout en schepensysteem tot welhaast het huidige gemeentesysteem. Er kwam voor het eerst papiergeld. De el werd afgedankt en voortaan moest er in meters gerekend worden, zo verdwenen ook andere oude maten als een mud kolen of aardappelen en een morgen land. De Fransen begonnen met het intekenen van de eerste kadasterkaarten. Het onderwijssysteem ging compleet op de helling. De dienstplicht werd ingevoerd en zout mocht alleen nog in een debiet, een staatswinkel, worden verkocht. In 1813 – het laatste jaar van de Franse bezetting – onderbrak de Bakelse pastoor Van Heeswijk het doopregister met een relaas over de moeilijke tijden die hij en zijn parochie moesten doormaken. Hij schreef: “In het jaar 1811 zuchtten wij ongelukkigerwijze onder het ondraaglijke juk van de keizer van de Fransen, Napoleon Bonaparte, die alle katholieke rechten trachtte weg te vagen, maar daar niet in slaagde. Alle pastoors werden verplicht om de doopboeken in te leveren bij de burgerlijke autoriteit, die in het Frans ‘marie’ wordt genoemd. Ik heb ze achtergelaten bij Theodoris van Griensven, een parochiaan van mij, een brave en goed katholiek man, die mij in alle gevaren en benardheden trouw heeft bijgestaan.” Een vaderlandslievende verzetsdaad van de pastoor, want de doopboeken werden onder andere gebruikt om de jonge mannen van het dorp, geschikt als kanonnenvoer, op te sporen. Zij dienden de Grande Armée van Napoleon nóg groter te maken en mee te gaan met de veldtocht naar Rusland. Deze veldtocht bleek zo slecht georganiseerd dat zij tot een smadelijk verlies voor Frankrijk heeft geleid. De vele levées hebben in Nederland zo’n 30.000 tot 35.000 jonge mannen geronseld. Er was één legale ontsnappingsmogelijkheid: afgekeurd worden. De aanstaande militair diende gekeurd te worden door een ‘doctoor’. Drie- of vierentwintig Gemertse jongens zijn daadwerkelijk in Franse dienst gegaan. Op twee na hebben zij allen de barre tocht naar Rusland meegemaakt. Zestien van hen overleden tijdens of kort na de veldtocht.

Ermgardus De Vlam 1809-1814 (V.17)

Als vazalstaat van Frankrijk, en omwille van de vele oorlogen met de vijanden van de Franse Republiek moest de Bataafse Republiek zorgen voor de aanvoer van soldaten.

Zo trof ik in een Frans register van het 29e Linieregiment Infanterie3 over de staat van dienst van soldaten en onderofficieren volgende naam aan: Ergard de Vlam. (Ermgardus wordt trouwens twee maal vermeld in de archieven van het BIHC.nl). Ergard werd eerst ingelijfd in het 45e regiment en werd later overgebracht onder het 29e.

Ermgardus was 20 jaar toen hij werd geloot voor de dienstplicht. Het duurde nog drie-vier jaar voor hij uiteindelijk die plicht vervulde. Misschien had hij uitstel gekregen voor de enkele lichtingen; die informatie vindt men wellicht terug in de archieven van de gemeente Gemert.

Klik op het kenteken om meer te weten!

De inschrijving in het korpsstamboek van het 45e Regiment Infanterie van Linie gebeurde volgens strikte richtlijnen:

1e kolom: familienaam in grote letters (‘en met een dikkere pluim om het iets vetter te krijgen’); namen van vader en moeder; dag, maand, jaar en plaats van geboorte; kanton en departement; lengte van de soldaat (gemeten volgens het nieuwe metrieke stelsel); compleet signalement van de persoon.

2e kolom: datum aankomst rekruut/militair in het korps; in geval van een dienstplichtige: jaar van de loting (conscrit de l’an x: loting van het jaar x) alsook het kanton waar hij werd geloot en het nummer dat hij had getrokken zoals geregistreerd op het inschrijvings- of lotingsregister van zijn kanton.

Elke gemeente werd een strikt aantal te leveren miliciens opgelegd. In de wintermaanden het jaar vóór een jongen 20 jaar werd, Op de dag van de loting begaven alle 20-jarigen zich, voorzien van al hun papieren inclusief het gemeentelijk certificaat voor vrijstelling of uitstel, onder begeleiding van een functionaris van de gemeente (die de weg en de gebruiken kende) naar de hoofdplaats van het militiekanton.

Daar werd geloot in 2 fasen: Iedere 20-jarige trok individueel een nummer. Ermgardus trok het nummer 51

Daarna werd het nummer geloot dat als basis zou dienen om te bepalen wie naar het leger moest en wie niet. Een hoger nummer dan x was “ingeloot”, een lager nummer was dan “uitgeloot”. In het geval van Ermgardus was het referentienummer 50 of lager; hij had dus geen geluk, tenzij hij in het bezit was van een certificaat voor uitstel. Iedereen die zich had ingeloot maar in het bezit was van een gemeentelijk certificaat werd niet al te lang daarna opgeroepen om zich te melden bij de Militieraad om er zijn vrijstelling te laten gelden. Werd die vrijstelling verworpen, dan moest hij in dienst; werd ze aanvaard, dan moest de vervanger (loteling met hoger nummer) dienst nemen in zijn plaats.

Daarna nog de laatste woonplaats van de betrokkene op het moment van zijn indiensttreding (in geval van een grote stad, tevens de straatnaam en huisnummer vermelden) en zijn beroep.

3e kolom: nummer van het bataljon (waar de soldaat wordt geplaatst), alsook nummer van de compagnie waarvan hij wordt ingekwartierd.

4e kolom: graden en eervolle vermeldingen (indien behaald)

Ermgardus werd fuselier.

Een fuselier (“geweerschutter”) was een type soldaat dat aan het einde van de 17e eeuw ontstond. Hij werd vernoemd naar zijn wapen, het ‘fusil’; dit was een vuursteenslotmusket dat lichter en korter was dan het lontslotmusket dat door de musketiers werd gehanteerd. Oorspronkelijk waren fuseliers keursoldaten die gedetacheerd werden bij de artillerie om deze te ondersteunen, en speciaal daarvoor met het meer betrouwbare vuursteenslotmusket werden bewapend; later vormden zij aparte regimenten infanterie. Ten slotte werd de term fuselier aan het einde van de 18e eeuw gangbaar voor elke infanterist die niet tot een keurcompagnie (grenadiers of voltigeurs) behoorde. Fuseliers waren halverwege de 18e eeuw vaak te herkennen aan een hoofddeksel dat gelijkenis vertoonde met de grenadiersmijter, dat echter lager was. Met het verdwijnen van hun elite-status verdween ook het speciale hoofddeksel.

5e kolom: exacte juiste weergave van datum en motivering van het verlaten van de dienst door elke onderofficier of soldaat: hetzij verzekerd verlof wegens ancienniteit, ziekteverlof wegens handicap, op pensioenstelling met soldij, wettelike plaatsvervanging, toestemming om naar een ander korps te muteren, desertie of een militair vonnis. In geval van overlijden, vermelden of dit gebeurde in een ziekenhuis (wanneer en waar) of als het gebeurde op een slagveld.

Achteraan het stamboek staan alle namen en bladwijzer alfabetisch gerangschikt.

Uittreksel korpsstamboek 45e Régiment d’infanterie de Ligne

vertaling: Stamnummer 12190 De Vlam Ergard, zoon van Théodore en van Jeanne Van Hoof, geboren op 7 mei 1789 te Gemert, kanton van Gemert, departement “Bouches du Rhin”; 1,60m, recht gezicht, rond voorhoofd, grijze ogen, normale neus, korte kin en bruin haar en wenkbrauwen. Verder geen specifieke kenmerken. Zijn laatste woonplaats was Gemert en hij had als beroep wever. Hij werd geloot voor dienstplicht in 1809, maar arriveerde pas in het Korps op 1 juli 1813.

Het is niet duidelijk aan welke operaties en veldslagen Ermgardus heeft deelgenomen. Hoe dan ook, hij heeft die gelukkig overleefd en hij bleef in goede gezondheid. Hij was tenslotte een voorvader van Wim N. Koningstein!

Ermgardus (stamnr 12190) verliet het 45e RI op 30 juni 1830 en muteerde naar het 29e RI.

Klik op het kenteken om meer te weten!

Uittreksel korpsstamboek 29e Régiment d’infanterie de Ligne

Vertaling: Stamnummer 12297 De Vlam Ergard, zoon van Théodore en van Jeanne Van Hoof, geboren op 7 mei 1789 te Gemert, kanton van Gemert, departement “Bouches du Rhin”; 1,60m, recht gezicht, rond voorhoofd, grijze ogen, normale neus, korte kin en bruin haar en wenkbrauwen. Verder geen specifieke kenmerken. Zijn laatste woonplaats was Gemert en hij had als beroep wever. Hij muteerde van het 45e RI naar dit Korps 29e RI op 1 juli 1813 en maakte vanaf dan deel uit van de 4e compagnie van het 4e Bataljon.

Hoewel de ouders van Ermgardus in Gemert woonden met het hele gezin, waren zij (of liever de hoogzwangere Joanna) in Aarle-Rixtel toen Ermgardus werd geboren. Gemert lag te ver van de geboorteplaats, dus werd hij dan ook in Aarle-Rixtel gedoopt.

Wat opvalt is dat een archief (Brabants Historisch Informatie Centrum) Aarle-Rixtel als geboorteplaats weergeeft in het RK doopboek 1782-1810, terwijl het bevolkingsregister van Heusden, Gemert als geboorteplaats registreerde (zie inzet lager).

Wellicht beschikte de Franse kwartiermeester bij het inschrijven in het register niet altijd over de juiste aktegegevens van de rekruten en werd de woonplaats van Ermgardus als geboorteplaats genomen. Wat Heusden betreft, heeft Ermgardus vermoedelijk gewoon Gemert als geboorteplaats opgegeven tegen beter weten in. Vele RK priesters hadden de doopboeken van hun parochies verborgen voor de Fransen die de klerikale overheden helemaal niet genegen waren.

Ermgardus zat dus sedert juli 1813 in het 4e bataljon gelegerd te Hamburg. Nu is het niet duidelijk of Ermgardus deel uitmaakte van de gevechtsbataljons of als hij het dépôt moest verdedigen.

Ermgardus bevond zich dan nog steeds in het 29e RI. Van zodra Ergard zijn kans schoon ziet, gooide zijn plunje af en liet zich krijgsgevangen nemen door de ‘vijand’.

Op 24 juni 1814 werd hij in het register uitgeschreven als “gedeserteerd naar de vijand op 17 januari 1814”.

Nederland

Het Noordelijke Leger onder bevel van de Zweedse kroonprins Bernadotte trok na de Slag bij Leipzig op richting de Nederlandse grens. De Nederlanders, die van de Franse nederlagen hoorden, kregen weer hoop dat ze ooit weer onafhankelijk zouden worden. Her en der braken kleine opstanden uit. De Russische kozakken van de voorhoede onder bevel van generaal Alexander von Benckendorf trokken op 17 november 1813 de grenzen over. Wat begon als een verkenning ontaardde al snel in een vlucht van de Fransen uit Noord-Nederland. Een week later werden de kozakken ingehaald in Amsterdam en stond Von Benckendorff op het balkon van het Koninklijk Paleis op de Dam.

In eerste instantie wisten de Nederlanders van de plotselinge paniek gebruik te maken door overal in opstand te komen en de macht te grijpen. De Fransen herstelden zich en sloegen hard terug, bijvoorbeeld bij de herovering van Woerden, dat werd geplunderd en waarbij 40 burgers werden vermoord. De Fransen moesten zich verder terugtrekken in enkele vestingsteden, zoals Arnhem,

Gorinchem, Bergen-op-Zoom, Naarden en Den Helder. Deze steden werden door de Russen, Pruisen, Britten en Nederlanders belegerd. Op 30 november werden Arnhem en de Duitse stad Stettin ingenomen, waardoor vele Nederlandse soldaten in Franse dienst krijgsgevangen werden genomen; deze gingen over in Nederlandse dienst en vormden het kader van het nieuwe Nederlandse leger.

Willem Frederik, de zoon van de laatste stadhouder Willem V, landde op 30 november in Scheveningen. In Den Haag nam hij enkele dagen later, op 2 december, de titel aan van Soeverein Vorst van het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden. De Fransen organiseerden begin december een tegenaanval vanuit Antwerpen, maar bij het beleg van Breda werden ze gestuit. De Fransen wisten ondanks de belegeringen hardnekkig stand te houden, onder andere bij de blokkade van Maastricht van januari tot begin mei 1814, totdat het bericht kwam dat Napoleon was afgetreden. De Franse troepen gaven de vestingen op en trokken zich terug naar Frankrijk.

De laatste stad die zij verlieten was Delfzijl, dat zij pas verlieten na een beleg dat in mei 1814 eindigde. Nederland was weer onafhankelijk.

Registres de matricules de l’armée Napoléonienne (garde impériale et de l’infanterie de ligne) pour la période 1802-1815.

Geneanet

Literatuur en overige websites

www.soldaten-genealogie.nl > militaire databases per eeuw en thema

www.milwiki.nl > hulp bij onderzoek naar militaire voorouders

www.marsethistoria.nl > Nederlandse militaire geschiedenis, met links

  1. Petrus de Vlam was militair. ↩︎
  2. Bron en meer: De Kommanderij Gemert ↩︎
  3. Registres de matricules de l’armée Napoléonienne (garde impériale et de l’infanterie de ligne) pour la période 1802-1815 ↩︎

VLAM!