Otto de Visschere was schout2 van de heerlijkheid Deurne3.
De Soevereine Heerlijkheid Gemert (Rijksheerlijkheid vanaf 1662) was een enclave van de Duitse Orde en lag midden de Meierij van ‘s Hertogenbosch. Gemert maakte dus geen deel uit van het Hertogdom Brabant, noch van het generaliteitsland Staats-Brabant.
De Meierij was voordien een deel van de gouw Taxandria, dat in handen was van de gouwgraaf en de Duitse keizer. De Staten-Generaal nam het bestuur over en verving de meier door een hoogschout.
Peelland was één van de vier kwartieren van de Meierij, waartoe Gemert geen deel van uitmaakte. (tot de Franse Tijd).
Ook meester Peter Breugel den ouden zou uit Peelland afkomstig zijn, mogelijk zelfs uit het dorp Breugel.
Otto was zowel griffier van het kwartier Peelland, als schout van Deurne. Hier zien we zijn handtekening in die hoedanigheid (op 19 oktober 1647):
Otto is goed bevriend met jonker Rogier van Leefdael tot hij ermee in conflict komt. Jonker Rogier van Leefdael4 is heer van Tielen tussen 1632 en 1669. Zijn zoon Jonker Rogier van Leefdael werd de nieuwe heer van Tielen.
Over de afkomst van Otto de Visschere is eigenlijk nog niets geweten. Wel kennen we zijn activiteiten toen hij in funtie was als schout, secretaris, griffier enz…. Volgens Henk Beijer in “Vlierdens Verleden” is Otto Dirk de Visschere rond 1612 in Helmond geboren, mocht hij zich enige tijd eigenaar noemen van de drie Brouwhuise hoeven en had hij de “adellijke woonplaetse” aldaar, huwde met Sophia Coenen, dochter van een rijke koopman Jan, en werd hij op 17 januari 1671 in Gemert begraven. Otto Dirk de Visschere was schout en secretaris van Deurne (1645-1651), schout van Gemert (1654-1671) en griffier van het kwartier Peelland (1634-1651).
Was er een relatie tot een adellijke familie?
Dat is niet bewezen, maar zeker is wel dat de Visschere hogere studies genoten heeft om zich deze ambten te kunnen veroorloven.
In 2023 heeft Wim N. Koningstein een luchtig verhaal samengesteld over het leven van Otto de Visschere en Hendrik Verpoorten:
HET VERBORGEN VERLEDEN VAN:
DE VISSCHERE & VERPOORTEN, DE VOOROUDERS
VAN MARIA DE VLAM – VERPOORTEN, VAN 1600 TOT 1700
Wil je het bijzonder amusante verhaal “Die Verkeerde Weereldt” van Anton Roothaert lezen, dan kan dat online hier of je vindt nog voldoende boeken te koop in tweedehandszaken of -sites.
Uit een verslag over onderhandelingen met de overste (Lt-Gen Staeckenbroeck) van het leger te Waalwijk die een veldleger heeft uitgerust in Peelland, en waar aan Peelland eisen ter fouragie werden opgelegd aan het kwartier was Otto nog klerk bij de griffier mr. Jacop/Jacques Fabri. Die griffier (secretaris van Helmond) was pas overleden (11 jaar nadat hij zijn vader Marten Fabri opvolgde) en Otto werd verzocht om een repartitie5 op te stellen. In dezelfde vergadering op 14.11.1634 wordt de 22-jarige de Visschere aangewezen tot ‘bediening van het greffierschap en het schrijven van acten, instrumenten etc. namens het kwartier’.
Doerne int quartier van Peellandt
Volgens Ouwerling was Otto ook secretaris van Deurne geworden in 1637 nadat zijn voorganger Jan Idelet6 aan de pest is bezweken.
Anno 1645
Otto de Visschere wordt aangesteld als Schout van Deurne
Op 30 januari 1648 werd te Munster de vrede gesloten die een einde maakte aan de Tachtigjarige oorlog met het katholieke Zuiden. Het Peelland werd ingelijfd bij de (gereformeerde) Republiek der Nederlanden op enkele (katholieke) enclaves na, hoewel de Staatsen verwoede pogingen deden om ook deze gebieden in te lijven.
Onder prins Willem II van Oranje werden in 1648 (Rooms-katholieke) kerken gesloten en werden de geestelijken gesommeerd het land te verlaten. In 1658 werd de pastoor van Deurne en van Bakel, Gerard Jacops7 (~Deurne 1624), die door de abt van Echternach was aangesteld als parochieherder zijn paspoort afgenomen8 en was hij vogelvrij met een prijs van f600,- op zijn hoofd; voor hem bouwden de parochianen bij de schuurkerk910 op Den Grootenberg een kleine pastorie waar hij 1672 verbleef tot een nieuwe schuurkerk of ‘paepenhuijs11‘ kon worden gebouwd op Deurnese grondgebied (LageKerk). Eindelijk kon de pastoor na 13 jaar ballingschap terug in zijn vertrouwde dorp wonen. Pastoor Jacobs overleed op 25 Mei 1684 in Deurne en werd aldaar in zijn oude parochiekerk begraven.
Toen Otto nog schout was van Deurne huurde hij het Groot Kasteel van dezelfde heren van Deurne12 tot september 1651, wanneer Rogier, baron van Leefdael, het goed kocht van de heren van Doerne. Daarna verhuisde Otto met gezin naar zijn nieuwe herberg Die verkeerde Weereldt. Het Klein Kasteel werd in 1655 eigendom van Otto, dat hij bij testament had verkregen van de Vrouwe van Deurne13 na haar overlijden. De nieuwe kasteelheer gebruikte het Klein Kasteel vooral om zijn buurman van het Groot Kasteel, van Leefdael, te jennen, en verhuurde hij het pand o.a. aan de drost van Deurne.
Bancke van Doerne
Ook roomse/paapse officieren zouden niet langer hun ambt kunnen uitoefenen. Toen Otto wist dat hij mettertijd plaats zou moeten ruimen voor een gereformeerde schout (en andere bestuursfuncties) kocht hij op ’t Haageind een huis en liet het afbreken. Daarna bouwde hij op diezelfde plaats een herberg14, op de enige toegankelijke zandweg naar Venray, (GD/NLB)(onder Otto verstevigd tot de verharding, eindelijk maar pas in 1916!15) naar de nieuwe door hem (of onder schout de Visschere) gebouwde kapel op Den Grootenberg16 nauwelijks 82 meter over de grens met Venray, in het katholieke Gelderland (nog onder Spaans bewind); die stenen kapel werd op de feestdag van Sint-Jacob ingewijd, waarover Otto in 1649 de rekening opmaakte: Item op den 25 dito , als men op Grotenberch dienst hadde gedaen, by de Regeerders aen wijn, bier en cost met genomen, meynende dat syne genade van der Horst aldaer soude tegencomen, twelck beloopt in gelt volgens mijne vrouw aenteykeninge 4 gl., 18 st. (De heer van Deurne, Graaf Jan van Huijn en Geleen17, vrijheer van kasteel ter Horst, kwam echter niet opdagen. Hij overleed in 1653 op 30-jarige leeftijd. In 1651 al liet van Huijn de heerlijkheid om financiële redenen over aan zijn schoonvader bij wie hij schulden had: Willem de la Margelle18, Baron van Kettenhofen, hoofdschout van de stad en de provincie van Mechelen. De Lamargelle verkocht de heerlijkheid dan weer aan Rogier, Baron van Hautrieve, alias Van Leefdael, op aansturen van Otto in de hoop beter gewapend te staan tegen de Hollandse bewindvoerders, maar dat pakte uiteindelijk verkeerd uit.) Het hele verhaal werd in een roman gegoten door Anton Roothaert in zijn boek Die verkeerde Weereldt. Het is de moeite en plezant om te lezen, waarbij je je letterlijk in de situatie van die tijd kan verplaatsen.
Na zijn aftreden19 als Schout van Deurne onderhandelde Otto de Visschere met de Duitse Orde van Gemert, waar hij als officier van Gemert zou dienst doen.
Al enige jaren was Deurne een Statendorp; hoewel Schout, vorster en schepenen in functie werden bevestigd, was Deurne een dorp dat geen eigen recht had op zelfbestuur meer had, maar indirect bestuurd werd door de Staten-Generaal van de Republiek20.
Op de 19de Januari van het jaar 1660 verkopen de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden, als Hertog van Brabant in de Meierij, de heerlijkheid Deurne aan Rogier Baron van Leefdael, Schepen binnen de stad ’s Hertogenbosch, voor de som van tien duizend gulden21. Van dan af begonnen jaren van ruzies en twisten tussen de Heer van Deurne, die alle costuymen naast zich neerlegde, en de gemeente, die zich bedonderd voelde tegen dit willekeurig onrecht. Otto zou Otto niet zijn als hij van al die ruzies en twisten niet zijn voordeel kon halen en dus op de achtergrond zijn juridische bijdrage leverde ter ondersteuning van wie in zijn voordeel speelde.
Anno 1662
Otto woonde in zijn herberg. Naast zijn dochter Elisabeth de Visschere heeft Otto ook nog andere kinderen. De oudste zoon, Theodorus alias Dirck de Visschere, zou getrouwd zijn met een dochter van de rijke schout Verberct uit Horst. In diezelfde heerlijkheid zou een andere zoon, Joannes (Jan) de Visschere22, al secretaris geworden zijn.
Eerder bracht zoon Theodoor zijn vader in een lastig parket toen die betrapt werd op stroperij op het jachtterrein van de Heer Commandeur de Virmundt.
Lees hier het kortverhaal : Bijna alleen maar verliezers!
In 1663 wordt een grensgeschil tussne de landsheer van Ravenstein en de Commandeur van Gemert beslecht over een stuk land in de peel. Otto de Visschere wordt hierbij genoemd als schout van Gemert.
In 1664 woont Otto al geruime tijd in Gemert, maar hij bleef ijveren voor zijn mensen in Deurne tegen de heer van Deurne, Rogier van Leefdael.
Na zijn dood kwam een nieuwe schout (adellijk figuur), die reeds hoogaangeschreven stond bij de Commandeur: Jo(h)an Ambrosius Cox getrouwd met Jonkvrouw Anna Catharina van Weddingen.
Zes jaar later wordt de herberg, waar Die Verkeerde Weereldt
uithangt, door de erfgenamen De Visschere verkocht aan Jacob
Michiel Goloffs, die evenals zijn vader president-schepen is geworden.
De jonge Goloffs is een wijs en voorzienig man, hij zet
de zaak op dezelfde voet voort, maar hij kiest een ander
uithangbord:
- In 1641 schoot Otto zich koning bij de Sint-Jorisgilde in Deurne. Hij liet hiervoor een gesp (zie afbeelding) vervaardigen. De gesp toont het wapen van de eigenaar.
Boven de ‘gewende’ traliehelm (en dekkleed) zien we het helmteken: twee roerstokken, een typisch attribuut dat men ziet in de heraldiek van een brouwersdynastie, een anker (hoop?) met dwarsbalk en ring, waarmee hij verwijst naar het vissersberoep waar hij zijn naam aan dankt. Mogelijk heeft hij dit wapen voor de gelegenheid zelf ontworpen. De man zou nogal eigenzinnig geweest zijn. ↩︎ - Het woord schout komt voort uit het Middelnederlandse scouthete, dat op zijn beurt afkomstig is van het Oudnederfrankische skolthēti, uit Oergermaans *skuldi-haitijō “schuld-heter“. Het woord betekent eigenlijk hij die het bevel geeft tot het verlenen van verplichte diensten, dus samengesteld uit schuld + heten in de zin van gebieden. {Uit: Wikipedia].
De heer van het dorp bemoeide zich vaak niet met de dagelijkse gang van zaken en benoemde een schout om in zijn naam te handelen.
Deze kreeg, naast de justitiële taken als openbaar aanklager en hoofd van het opsporingsapparaat, ook een bestuurlijke verantwoordelijkheid. De schout werd aangesteld als hoofd van de schepenbank. In die functie was hij niet alleen voorzitter bij rechtszittingen, maar ook bij bestuurlijke vergaderingen. Het kwam voor dat één persoon benoemd werd tot schout in meerdere (kleine) heerlijkheden terzelfder tijd.
Een goede uiteenzetting vinden we ook bij nazatendevries.nl ↩︎ - Voor de Belgische lezer: Deurne (huidige Noord-Brabant) ↩︎
- zie ook het Leenboek van Noorderwijk 1637-1796 en Deurnewiki ↩︎
- Verdeling van kosten-nota ↩︎
- Toeval of niet. In Gemert verkocht in 1698 Mr. Thomas Idelet zijn huis “De Engel” aan Adam van Alphen, schepen en secretaris van Gemert. In de tijd (toen Otto de Visschere secretaris van Deurne was) was de eigenaar van het goed sinds 1643: Silvester Thomas Janssen, brouwer, schepen (1655) en borgemeester (1656) van Gemert. ↩︎
- Een van de vorige pastoors heette Roymans en was de oom (broer van de moeder, Jenneke Roijmans) van de nieuwe pastoor. ↩︎
- Bron: Het verloren land van Rooj, Anneke Koers, 2014 ↩︎
- De volgende akte, opgesteld door o.m. Otto de Visschere bevindt zich in het archief van Venray: Wij schout, schepenen en regeerders van de heerlijkheid en dingbank van Deurne in het Kwartier van Peelland, gelegen in de Meijerij van de stad Den Bosch, verklaren bij deze plechtig voor ons en onze nakomelingen dat ten behoeve van ons en van onze buren in de Venrayse Peel nabij de Grotenberg op Gelders grondgebied, na voorafgaande toestemming van de schepenen, regeerders en burgers van het kerspel Venray (na verkregen advies en toestemming van de hoogedelgestrenge heer Marcel van Gelder, heer te Aerssen en drossaard van het land van Kessel) op verzoek van onze naburen en van de graaf van Huijn, baron van Horst en heer van de heerlijkheid Deurne, namens en door de inwoners van Deurne een huisje of hutje op Venrays en dus Gelders grondgebied is gebouwd om daarin de katholieke godsdienst uit te oefenen en daar vrij de almachtige God te kunnen eren en dienen, omdat in de genoemde Meijerij de uitoefening van de katholieke religie is verboden door de hoogmogende heren Staten Generaal der Verenigde Nederlanden. Daarom verklaren wij voor ons en voor nakomelingen bij deze dat het genoemde huisje of hutje of alles wat later, na voorafgaande verkregen toestemming of advies zoals hiervoor beschreven, ten behoeve van onze inwoners daarbij door ons zal worden gebouwd, nooit ten nadele van de gemeente Venray mag geschieden, mocht daar onenigheid over ontstaan. En om daarvan plechtig kennis te geven, hebben wij schout, schepenen en regeerders van de heerlijkheid Deurne ons dorpszegel aan deze verklaring laten hangen en door onze beëdigde secretaris laten schrijven en ondertekenen. Gegeven op 7 september van het jaar 1649 ↩︎
- De Schuil- of Schuurkerk is een gevolg van de vervolging van de katholieken door de protestantse Geuzen. (Het is een gebouw dat er uitziet als schuur, maar waar een schuilkerk gevestigd was).
Ook Staats-Brabant ontsnapte, na het Verdrag van Münster in 1648, niet aan die vervolging: kerken, kloosters, (katholieke) scholen, en andere instellingen werden gesloten of geconfisqueerd door de protestanten om hun eigen religie en opvoeding te organiseren. De Staten-Generaal sloeg het katholieke geloof in de ban: katholicisme werd verboden. Hierdoor moesten de katholieke bevolking haar godsdienst beleven ‘in het verborgene’. Sacramenten die bij het katholieke geloof behoren zoals het huwelijk en geboorte moesten om officiële bekrachtiging via de Gereformeerde Kerk gebeuren, of tegen betaling via Schout en Schepen. Dit duurde zo enkele jaren tot 1651 wanneer de Staten-Generaal ‘de secten ende degesintheden‘ oogluikend toestonden. Het is ook uit die periode dat de Klopjes ontstonden: nonnen die van deur tot deur gingen om de RK gelovigen op te hoogte te brengen van een RK viering.met een priester. Bron: Boek I van Wim N. Koningstein blz 57. ↩︎ - Het woord kerk mocht niet gebruikt worden om het godshuis van de rooms-katholieke bevolking aan te duiden. ↩︎
- De heren en Vrouwe van Deurne verbleven in het kasteel van het nabijgelegen Gelderse Broekhuizen. ↩︎
- Margaretha Wilhelimina, Vrijvrouwe van Wittenhorst. Vrouwe
van Doerne, van Rossum, van Brouckhuysen etc. Zij verkocht de heerlijkheid aan Jan van Huijn die op het kasteel te Horst verbleef. . ↩︎ - Zie Henricus Verpoorten, herbergier en meer… ↩︎
- Bron: Stichting Historie Ysselsteyn. ↩︎
- De Grootenberg onder Venray was in oude tijden een Peelpas, een van de schaarse karrenwegen, die de Brabantse met de Limburgse Peel verbonden. Om dit grensgebied is eeuwenlang een strijd geleverd tussen Brabantia en Gelria. De Grootenberg is een zandrug die de Heydse Peel met de Merselose Peel van zuid naar noord scheidt. Op de Grootenberg werd in 1840 een onopvallend monument geplaatst ter herinnering aan het feit dat hier in 1649 een schuurkerk werd gebouwd. ↩︎
- Hij was getrouwd met Johanna Charlotte de la Margelle. ↩︎
- Hij was getrouwd met Anna Huyn van Geleen ↩︎
- De Visschere was nog in de gelegenheid om zijn opvolger aan te duiden: Drost Peter Van Bommel, gereformeerd, maar met wie De Visschere goed overeen kwam en vooral hun ega’s het goed met elkaar konden vinden. Van Bommel trok bij zijn aanstelling in het Klein Kasteel. Toen de Visschere eigenaar werd van het ‘Oud Huijs’, mocht van Bommel blijven wonen en de huur betalen, meestal in natura met ‘hand- en spandiensten’ aan Otto. ↩︎
- Bron: aarlerixtelwiki.nl ↩︎
- Bron: Die verkeerde Wereldt, Anton Roothaerdt ↩︎
- Van Jan bestaat in het Officialaat (kerkelijke rechtbank) van het bisdom Roermond (1699-1797), een proces uit 1666 wegens herbergbezoek met dronkenschap, aangespannen jegens Joannes de Visschere, vicaris te Horst. ↩︎