Woonplaats(en) van DE VLAM van Helmont tot Gemert

Toen Ignatius als knecht werkte, woonde hij in 1684 vier a vijf jaar in bij Peter Dircx van der Moer te Eindhoven.

Eindhoven

Tussen 1689 en zijn huwelijk in 1693 hebben we het raden naar zijn woonplaats, Vermoedelijk woonde Ignatius toen in Helmond waar hij inwoonde bij zijn volgende werkgever-voerman1. Peter Dircx van der Moer was ondertussen al overleden.23

Helmond (met oorspronkelijk de pothelm)

De eerste kinderen van Ignatius en Maria, Maria Elisabetha en Sebastianus Ignatij, zijn gedoopt in Helmond, dus zal hier tenminste tussen 1693 en 1696 hun eerste gezinsverblijf gelegen zijn.

Pentekening van de markt van Helmond, gemaakt door Jan de Beijer in 1738 (Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven). Toen was de 15e eeuwse Sint-Lambertuskerk in handen van de Nederduits Gereformeerde gemeenschap. Pas in 1805 kregen de rooms-katholieken hun gebouw terug, en werd de kerk vergroot en de toren ommanteld wat anno 2024 een totaal ander uitzicht kreeg.4

Daarna verhuisden zij permanent naar Gemert [Gimmert, in het Kempisch], waar vanaf september 1697 alle andere kinderen zijn gedoopt.

Gemert

Was Ignatius poorter van Gemert?

Dat is maar de vraag, want bestaat er nog een poortersboek van Gemert waarin alle poorters werden opgenomen? Over de poorters5 laat Ad Otten (Heemkundekring De Kommanderij Gemert) een lichtje schijnen.

Behoorde Ignatius tot een van de nieuwe inwoners die inbreuk had gepleegd op deze “ordonnantie tot vestiging in de commanderije”? Of heeft hij bij het zich vestigen drie gulden betaald aan de schout, 3 aan de borgemeesters van de gemeente, en 3 aan de armmeesters voor de Tafel van de H. Geest, als Maria van Gemert geboortig was? (Weet dat we van maria geen geboorteakte hebben gevonden, en dat haar ouders toen herberg “Die Verkeerde Weereldt” in Deurne van haar grootvader uitbaatten toen deze schout van Gemert was geworden. Misschien was zij wel daar geboren en gedoopt in de schuurkerk, maar is de akte verloren gegaan? Uit de hiernavolgende paragraaf blijkt wel dat Ignatius het vertrouwen genoot van de plaatselijke overheden.

Ignatius was niet rijk, maar vermoedelijk ook niet arm. Toch moest hij in 1698 een som van 200 gulden lenen (= prijs van 1 ha grond of een jaarloon in 1700) nadat hij zich in Gemert vestigde, en waarbij zijn schoonvader Hendrik zich borg stelde. De lening werd aangegaan voor het huren van ‘een huijsinghe met aangelag’ met een rente van 10 gulden per jaar en een vooropzeg van drie maand. Het gaat hier bijna zeker om herberg ‘Den Engel’. Een jaar later was zijn borgsteller en schoonvader overleden, en verwierf Ignatius een deel van de erfenis.

Over zijn werk als voerman lijkt het dat Ignatius zelfstandig werkte toen hij in Gemert woonde, en het vertrouwen genoot van de dorpsbestuurders aldaar. In een vrijgeleide, opgesteld door de schepenen van Gemert op 11 april 1703, wordt vermeld dat Ignatius aan Spaanse en Franse contributiën onderworpen is. (het is niet duidelijk of dat ad personam is of daarmee een Gemertse personenheffing wordt bedoeld).

Petrus Gautius was pastoor in Gemert van 1692 tot 17366. In 1700 kreeg hij van landcommandeur Hendrik van Wassenaar de opdracht om de administratie en het archief van kerk en parochie beter op orde te brengen. Die opdracht heeft geresulteerd in een kostelijk archiefstuk, het zogenaamde Register van Gautius, waarin de pastoor in één boekband, allerhande interessante gegevens en geschiedkundige
wederwaardigheden van de Gemertse parochie bijeenbracht.

Ignatius woonde op de Gemeyne Straet, alias Binderseind of Lindereind. Handig voor zijn gezin was dat (al sedert 1664) op dezelfde weg naar het dorp toe ook Marcelis Carolus van der Sluijsden van Heusden, doctor in de medicijnen, woonde, de enige dokter van Gemert; voordien was men aangewezen op de diensten van een chirurgijn (barbier), eertijds de With.

1703 is de tijd van de Spaanse Successieoorlog: een oorlog van verschillende Europese mogendheden (de “Grote Alliantie”) tegen onder andere de expansiedrift van koning Lodewijk XIV van het koninkrijk Frankrijk en tegen het Spaanse Rijk. Frankrijk was indertijd verreweg de machtigste mogendheid en daarom probeerden de andere mogendheden elke verdere expansie te stuiten. Slechts enkele jaren eerder was er al een anti-Franse alliantie tot stand gekomen, waarbij katholieke en protestantse staten – net zoals in deze oorlog – hun godsdienstige onenigheden even achterwege lieten7. Frankrijk haalde bakzeil tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697); de Republiek met zijn groots Staatse Leger (van 120.000 man sterk) mocht de zogenoemde Barrièresteden bezetten om zo de Zuidelijke Nederlanden voor de Spaanse overheid te verdedigen tegen Frankrijk. De Zuidelijke Nederlanden werden “Spaans” genoemd, maar Nederlanders, Britten en keizerlijken verdedigden ze. Na de dood van Willem III van Oranje in 1702 werd de Republiek (waarin Gemert als een katholieke enclave lag), gescheiden van Engeland.

Gezien de republiek alle wegen van, naar en binnen de Zuidelijke Nederlanden controleren, is de vrijgeleide voor ignatius geen overbodige luxe. Mogelijk is de verhuis naar Gemert ingegeven door zijn katholieke gezindheid, maar eveneens doordat het Gemertse bestuur meer in de pap te brokken had inzake vrijheden dan het Eindhovense bestuur, temeer gezien zijn schoonvader daar toen president-schepen was.

Van een getuigenverklaring in 1706 over een steekpartij op het erf van herbergier van “Den Engel’ alias huis “De Engel aan de Sterre” op het Stereind, weten we dat Ignatius de Vlam aldaar herbergier was, en dat Maria de tapkas bediende; en dat op 18 juli 1706 de betrokken partijen de ‘huijsinghe’ van Ignatius verlaten hebben waarna een steekpartij plaatsgreep.

Ignatius wordt ook kort aangehaald in de verhalen van oud-archivaris van Gemert, Simon van Wetten, in zijn boek getiteld Kroniek van een Kommanderij (in eigen beheer uitgegeven, 2018, p. 143): “Tintelende spanning en schouder-aan-schouder-dorpssolidariteit wordt aangeleverd door een tafelpartij. ‘Vannacht werd er op een hoorn of een ander instrument geblazen’. De dorpelingen hebben het gehoord, maar gezien hebben ze niets. ‘Gisteravond, in de herberg van De Vlam, werd op de hoorn geblazen en .. tafelen, tafelen geroepen’.’Toni Smets was de blazer op de hoorn, waar water in zat dat brobbelde’. “

Het gezin de Vlam woonde dus in de herberg Den Engel op Stereind (dus, op het einde van de Binderseind).

  1. Of Ignatius als ingeweken inwoner poortersgeld diende te betalen, is niet duidelijk. In Helmond bedroeg het poortersgeld eind 16e eeuw nog 16 gulden. ↩︎
  2. Een van de klanten was Adriaen Aerts van Rijsingen, bleker en linnenkoopman (samen met broer Marten), tegen 1670 koopman en bierbrouwer te Gestel, vóór 1684 schepen/ borgemeester van Gestel, Stratum en Strijp, woonde te Gestel, Brandenburg,(Hoogstraat/Goorstraat), +ca 1701. ↩︎
  3. In een notariële akte te Eindhoven komt Adriaen van Rijsingen in 1700 in contact met Melchior Doncquers. ↩︎
  4. https://www.geschiedenishelmond.nl/artikel/350/De-eerste-Lambertuskerk-in-de-Kerkstraat ↩︎
  5. Of Ignatius als ingeweken inwoner poortersgeld diende te betalen, is niet duidelijk. In Gemert bedroeg het poortersgeld eind 16e eeuw 18 gulden. ↩︎
  6. In het tijdschrift Gemerts Heem, Jaargang 51, 2009, nr. 4 kun je het hele artikel “Grote aflaat met Gemert kermis” door Ad Otten lezen, maar hier kennen we meteen de naam van de pastoor van Gemert die ook Ignatius en zijn gezin gedurende een 40-tal jaar moeten gekend hebben. ↩︎
  7. Wikipedia ↩︎

VLAM!