Ludovicus de Vlam en Anna van Iersel

Wapen 1817
EntiteitNaamOverheid
GemeenteRIJSBERGENBurgemeester
ProvincieNoord-BrabantCollege van Gedeputeerde Staten
LandKoninkrijk der NederlandenKoning Willem I

Ludovicus Maria Mattheus de Vlam alias Louis is geboren te Rijsbergen op 30-05-1843.

Doopakte Ludovicus Maria Mattheus de Vlam, Rijsbergen-St Bavoparochie, 1-02-1841. peter Matheus van den Eeden, jongere halfbroer van Adriana; meter Johanna Maria van den Eeden, jongere zus van Adriana, hier vertegenwoordigd door Adriana Maria Victoria , jongste (18j) dochter van burgemeester Cornelius van den Eeden. (Westbrabantsarchief)

In 1863 werd Louis na loting met nr. 17 niet voor de Nationale Militie opgeroepen. maar in 1870 werden alle milities en legereenheden gemobiliseerd naar aanleiding van de Frans-Duitse oorlog. En niemand wilde terug onder de heerschappij van vreemde mogendheden vallen.

Een gedicht van de hand van zijn oudere broer (zie wat de beginletters vormen):

Voor mijn broertje.

Lief broertje, ik breng u mijn hartige groet

Ontvang die ten loon van uw pogen

Uw briefjen verheugde mijn broedergemoed

Ik heb het nog vaak voor mijn ogen.

Streef althoos mijn waardst naar wijsheid en deugd

Dan zijt gij gelukkig in ’t leven.

Eerbiedig God’s wet in uw teedere jeugd

Vergeet nooit de les u gegeven.

Leeft deugdzaam en wees onzen ouders tot vreugd

Ach, God zal u daarvoor beloonen

Met de engeltje ’t hoofdjen u kroonen!

Louis was de jongste zoon van Joannes de Vlam en Adriana van den Eeden, en net als zijn oudere broers en vader kiest hij voor het onderwijs, maar hij geeft de voorkeur aan toezicht en wordt zo onderwijsinspecteur in de regio. Zijn achterkleinzoon typeert zijn voorouders als volgt: Jan Jozef als ‘de literator’, Petrus ‘de Vrome’ en zijn eigen voorouder als ‘de muzikale’. Jawel, louis was heel muzikaal en speelde voornamelijk piano. helaas speelde reuma hem parten en op latere leeftijd moest hij het pianospelen opgeven door de door reuma geteisterde vingers. Dat weerhoudt hem niet om het over een andere boeg te gooien. Hij schakelt over naar het lezen en componeren van gelegenheidsmuziek, maar ook hoogmissen staan op zijn oeuvre. Die worden dan uitgevoerd in de Krijtberg (de Jezuïetenkerk op het Singel). Zijn broer Jan leverde meestal de teksten, zoals het feestlied ter gelegeneheid van het 25-jarig priesterschap van H.C. Baekers, pastoor te Dussen. Daarnaast was Louis lid (later erelid) van het RK zangkoor Sint-Cecilia.

Conform de Nederlandse militiewet waar zowel leger and schutterijen1 actief in de landweer waren, behoorde Louis tot de schutterij te Rijsbergen. Hier is hij benoemd tot 2e Luitenant2 van de 2e Compagnie van de 9e Batterij van Noord-Brabant.

De 2e compagnie van de 9e Batterij van Noord-Brabant had zijn basis in Almkerk, als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie die het Zuiden van de Hollandse provincies moet beschermen. Pas op 24-04-1874 komt de nieuwe Vestingwet3. Meer over de mobiele4 en rustende schutterijen5 van Noord-Brabant vinden we op het BHIC.

Op 15-06-1871 trouwde Louis te Dussen met Anna Maria Geertruij van Iersel. Anna is geboren te Dussen6 op 17-07-18467 als dochter van Adriaan van Iersel, winkelier, en van Anna Georg Ammerdorfven. Louis’ oudere broer Peter Hubertus de Vlam, schoolhoofd, en zwager Willem Gommers, secretaris, waren enkele van de getuigen.

Hun kinderen zijn geboren te Dussen, maar later is het gezin, of althans de ouders verhuisd naar Rijsbergen, waar Anna op 8-04-1919 komt te overlijden en Louis op 6-09-1928. Hij is dan lid van de Broederschap van het H. Hart van Jezus8 (1890-1944), en van de Sint-Joseph vereniging9. Daarnaast is hij erelid van het RK Zangkoor van Rijsbergen, H. Cecilia10.

Niets deed vermoeden dat dit gezin het begin is van een lange generatie de Vlam die anno 2024 nog steeds groeit.

Anna van Iersel is overleden te Rijsbergen op 8-04-1919. Louis de Vlam is er eveneens overleden maar op 6-09-1928.

Op het kerkhof van Rijsbergen vinden we hun grafsteen:

“Rustplaats van de Heer L.M.M. de Vlam (1843-1928) en zijn echtgenote Mevrouw A.M.G. van Iersel (1850-1919).”

Er zijn twee zonen geboren:

  1. Gustaaf Lodewijk Johannes de Vlam11. Gustaaf is geboren te Dussen op 22-04-1872. Op aandringen van zijn vader gaat Gustaaf in de zakenwereld werken12. Hij werd handelsreiziger- textielagent, en werkte voor de firma Ant. Schröder. Op 9-07-1901 trouwt Gustaaf te Nijmegen met Juliana Hendrika Weijers. Julia is geboren te Nijmegen op 19-06-1878 als dochter van graanhandelaar Peter Antonius Weijers en van Susanna Johanna van de Wetering. Julia is een nicht van de eigenaar van Bahlman & Cie, een textielgroothandel te Nijmegen waar Gustaaf werkte. Dit bedrijf stelt een vestiging in Roermond ter beschikking van Gustaaf. In Roermond worden vier kinderen geboren. In 1913 wordt Gustaaf vennoot van het branchebedrijf in textielagenturen Antoon Schröder op het Singel te Amsterdam, naast de Krijtberg of Sint-Franciscus Xaveriuskerk (ook Rijtjeskerk genoemd) waar Antoon’s broer Eduard Schröder pastoor was. In 1935 woonde het gezin te Hilversum, in 1940 te Amsterdam, in 1947 te Sittard om eindelijk in 1951 in Zevenaar te belanden. Hier is Julia in dat jaar overleden. Gustaaf overleed enkele jaren (1956) later te Amsterdam.

Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren:

  • N.N. de Vlam. het eerste kindje is levenloos geboren te Roermond (NLB) op 13-10-1902.
  • Ludovicus Petrus Maria de Vlam. Louis de Vlam is geboren te Roermond op 15-10-1903. Net als zijn vader Gustaaf wordt Louis13 in 1929 firmant – DGA14 van de firma Ant. Shröder B.V. , een groothandel in kledingstoffen en fournituren, dat door Louis van de financiéle ondergang werd gered middels de introductie het nieuwe Vlieseline. Op 15-07-1937 trouwde hij te Ginneken met Wilhelmina Perquin. Wil is geboren op 22-01-1905 te Rotterdam (ZH) als dochter en 8e kind van Adrianus Perquin en van Alida Helena van Moorsel. Het gezin woonde op de Leliegracht te Amsterdam waar ook de firma Schröder gevestigd was. In 1943 verhuisde het gezin naar de Chopinstraat, later naar de Herman Gorterstraat en uiteindelijk de Provinciënlaan te Heemstede (Haarlem) . Zij overleed in 1971 te Amsterdam (NH). Uit dit huwelijk zijn te Amsterdam vijf kinderen geboren:
    • Robert Jozef de Vlam.
    • Frans Jozef de Vlam15.
    • Niek Augustinus de Vlam.
    • Paul Reinier de Vlam.
    • Mark Hendricus de Vlam.
Het voormalige gemeentehuis van Eindhoven in 1939, Stratumschedijk 64. Oorspronkelijk de villa “Den Elzent” met een grote tuin, die de Stratumse tabaksfabrikant H.F.C. Coolen rond 1870 laat bouwen. In 1890 komt het in eigendom van textielfabrikant Schröder die het in 1919 verkoopt aan de zusters Ursulinen. Vandaag vinden we enkel flatgebouwen.
Louis de Vlam aan het werk.

Louis was lid van de Vincentiusbeweging (RK armenzorg) en ondersteunde financieel priesteropleidingen. Daarnaast is hij president van de Nederlandse Vereniging van Textielagenten, en later president van de International Union Agents and Brokers.

Gustaaf met Louis en Maria
Julia met Louis en Maria

Over de nakomelingen van Louis de Vlam uit Roermond zal niet verder worden uitgeweid om redenen van het bewaren van de privacy van de familie, maar er komen nog diverse generaties van deze tak van Ludovicus de Vlam en Anna van Iersel.

  • Maria Hermina Gertruida de Vlam. Miep is geboren te Roermond op 29-01-1905. Zij trouwde te Amsterdam op 18-09-1929 met Simon Reinerus (Siem) Reinierse, een aannemer in bouwwerken, geboren te Amsterdam in 1904, zoon van Cornelis Johannes Reinierse en van Justina Henriette Anna Maria Gründemann. Simon is overleden te Eindhoven,
  • Johanna Adriana Juliana de Vlam. Joke is geboren te Roermond op 7-04-1908.

Van Johanna bestaat een gezinskaart te Rotterdam waar zij op 24-02-1933 is ingeschreven (tevens verblijfsadres) in het Sint-Franciscusgasthuis16 aan de Schiekade 80 als medisch analyste.

Op 5-03-1940 woonde zij te Amsterdam achtereenvolgens op de Amsteldijk 45, Leliegracht 39 en Weesperzijde 98.

Zij trouwde te Amsterdam op 15-04-1947 met de aannemer Johannes Franciscus van Acker alias Frans van den Akker. Hij is geboren te Boschkapelle op 1-05-1898. Het koppel woonde op 17-04-1947 te Amsterdam. Johanna is 30 jaar later overleden.

Er zijn verder nog geen gegevens bekend, behalve een akte van een doodgeboren kindje op 5/06/1948 te Nieuwer-Amstel (alias Amstelveen), Amsterdam.

Aangifte levenloos kind N.N. van Acker, 6-05-1948, Nieuwen-Amstel (BS Amsterdam)
Bevolkingsregister Roermond periode waar het gezin was geregistreerd: 1901-1912. Daarna verhuisde het gezin naar Bussum (Het Gooi, NH).
Louis (Ludovicus Maria Mattheus) met zijn kleinkinderen Louis de Vlam en Maria de Vlam.

2. Jozef Adriaan Lodewijk de Vlam. Jozef de Vlam is geboren te Dussen op 26-11-1876. Jozef is aanvankelijk winkelbediende maar wordt dan handelsreiziger. Hij is de tweede de Vlam17 ooit die zich permanent in België vestigde, maar hij bleef zijn nationaliteit Nederlander behouden.

Gezinskaarten Rotterdam
Gezinskaarten Rotterdam. J.A. L. de Vlam

In zijn beginjaren als handelsreiziger of handelaar verplaatste hij zich meermaals naar Rijsbergen, Tilburg, Essen, Antwerpen, Borgerhout, Brussel en Schaarbeek. Die gegevens vinden we terug in het Vreemdelingenregister van BelgIë.

Le Nouveau Precurseur (onderdeel van de nog steeds bestaande Franstalige krant Le Soir) van dinsdag 30 juni 1914 vermeldt de oprichting van een nieuwe zaak zoals neergelegd bij de handelsrechtbank van Antwerpen:

Commanditaire Vennootschap x opvolgers” te Borgerhout tussen de heer J.A.L. De Vlam als ‘beherende vennoot’ en anderzijds de ‘stille vennoot’ die een kapitaal van 2000 BEF inbrengt met als doel de overnamen en uitbating van een zeepziederij “Nieuwe Antwerpsche Zeephandel” in de Zonstraat 62 te Borgerhout voor de duur van 15 jaar vanaf 20-06-1914.

In Antwerpen, Diepestraat 117, midden in de Seefhoek, neemt Jozef een zaak over: Boekhandel en verhuring. Hij baat die uit van 1-05-1934 tot 1-01-1939.

Jozef is 53 jaar, handelsbediende, als hij op 4-06-1939 trouwt te Brussel met Louise Marie Joséphine (Ludovica Maria Josepha) Lauwers, geboren te Antwerpen op 5-12-1885. Zij is de dochter van Gummarus Ludovicus (Louis) Lauwers en van Maria Christina Daelemans.

Jozef zal uiteindelijk verhuizen naar Oostende (WVL, B) en daar overlijden in 1959. Van Jozef zijn geen nakomelingen bekend.

  1. Wikipedia: De nieuw opgerichte (dienstdoende dan wel rustende) schutterijen moeten niet verward worden met de historische schuttersgilden. Deze gilden bleven hun religieuze en sociale taken op lokaal niveau behouden, maar hadden hun militaire taken reeds verloren in de Franse tijd. Deze historische schutterijen ontwikkelen zich in de 19e eeuw geleidelijk tot de huidige folkloristische schutterijen. De nieuw opgerichte schutterij was landelijk bij wet geregeld (als een nieuw legeronderdeel) en staat dus geheel los van de historische schutterijen, die enkel lokaal actief waren. Verwarring ontstaat vaak wanneer de historische schutterij niet of nauwelijks actief is en ‘schutterij in ruste’ of ‘rustende schutterij’ genoemd wordt. Kleine steden of gemeentes hadden in de 19e eeuw bij wet ook een ‘rustende schutterij’, die echter niets met elkaar te maken hadden. Het systeem van schutterijen werkte echter niet meer naar tevredenheid na vijfhonderd jaar. Er was in de Franse tijd al jarenlang gedelibereerd om het probleem op te lossen. Uiteindelijk werd onder koning Willem I de veel professionelere politie opgericht, een voortzetting van de al door de Franse bezetters ingestelde ‘gendarmerie’. De vernieuwde schutterijen bleven oefenen en werden – net als de na het opheffen van de schutterij ingestelde landweer en landstorm – beschouwd als een bruikbare ondersteuning bij de verdediging van de landsgrenzen en konden worden ingezet bij opstanden. Koning Willem III gelaste in 1855 dat de officieren van de schutters een Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst zouden ontvangen na vijftien jaar dienst. Dit insigne was in vorm gelijk aan dat van de officieren van het leger maar lint en materiaal verschilden. Op 24 juni 1901[7] werd besloten tot opheffing van de schutterijen die binnen enkele jaren haar beslag zou moeten krijgen, en trad de wet op de landweer in werking. Bij Koninklijk Besluit van 9 oktober 1907 wordt aan de officieren van de bataljons dienstdoende en rustende schutterijen eervol ontslag verleend, waarmee volledig uitvoering is gegeven aan de Landweerwet van 1901. ↩︎
  2. [uit: OPMERKINGEN BETREFFENDE ONZE VESTINGARTILLERIE. ca. 1874] Bezetting en dienstregeling. “De artilleriebezetting, voor elk bastion vereischt, is daar gekazerneerd en bestaat uit artillerie en schutterij. De luitenants der artillerie zijn commandanten der bastions op het front van aanval, een luitenant der schutterij is aan elk hunner toegevoegd.”
    We gaan zelfs verder; de toekomstige legerwet zal ons vermoedelijk een
    reldleger geven van drie infanteriedivisiën met de bijbehoorende cavalerie en artillerie. Bij een Europeeschen oorlog, waarin we gedwongen mochten
    worden als bondgenoot op te treden, is die macht van hoogstens 45.000
    man betrekkelijk gering; daarom dient de legerorganisatie vatbaar te worden gemaakt om desvereischt nog drie reservedivisiën uit de bezettingsinfanterie en uit de 25—30-jarigen, die bij een verdedigenden oorlog de bewakingsbataljons uitmaken, te formeeren. Aan die reservedivisiën zal geen cavalerie en bereden artillerie toegevoegd worden, om de eenvoudige reden, dat we niet meer hebben; hun rol zal het zijn om, evenals de landweerdivisiën vóór de Fransche vestingen in 1870, belegeringskorpsen te vormen ; vooral zal daaraan behoefte bestaan, nu in de laatste 20 jaren de groote mogendheden hunne grenzen met machtige geretrancheerde kampen als het ware
    bezaaid hebben. Die reservedivisiën hebben dan in dergelijk geval de
    toevoeging elk van minstens 2 afdeelingen vestingartillerie, alzoo in het
    geheel van 36 compagnieën, alsmede van eenige vestinggenietroepen noodig. Ook dan komt het ons voor, dat de formatie van compagnieën vestingartillerie, in tweeën splitsbaar en waarvan het mobiele gedeelte zijn eigen materieel meeneemt, practisch zal zijn, te meer daar het verband der bezettingstroepen en de kracht eener eventueele defensie er niet door gebroken worden. Dan eerst wordt de samenwerking tusschen personeel en materieel bereikt, waarop het toch aankomt.
    Tot het oorspronkelijke onderwerp terugkeerende, zullen we trachten
    eenige bedenkingen te weerleggen, die zich spoedig voordoen. In de eerste plaats geldt dit de sterkte van 56 compagnieën vestingartillerie, waarvan we eene detailberekening opzettelijk achterwege laten. De hulp der schutterij zal bij eene nieuwe legerwet, zoo niet geheel, toch grootendeels, vervallen; terwijl de stelling van Amsterdam, eenmaal voltooid, eene veel grootere bezetting vordert. ↩︎
  3. 24 april 1874 Vestingwet:
    Minister van Oorlog A.W.Ph. Weitzel concentreert de verdediging van Nederland in de westelijke provincies. Dit kerngebied gaat rond 1890 Vesting Holland heten. Er is rondom beveiliging door de zee (de Noordzee en de Zuiderzee) en door sterke linies.
    Nieuwe Hollandse Waterlinie
    De Nieuwe Hollandse Waterlinie beschermt het gebied aan de oostkant. 2 aparte stellingen schermen het gebied in het zuiden af. 1 rond Willemstad en de andere tussen Brielle en Hellevoetsluis. Aan de noordkant ten slotte komt de stelling van Amsterdam te liggen. Dit is een ring van forten en inundaties (gebieden onder water) rond de hoofdstad.
    De aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie gebeurt op advies van luitenant-generaal C.R.Th. baron Krayenhoff. In 1816 is met de aanleg gestart. Verbetering en uitbreiding van deze linie vindt plaats tot in de jaren 1880.
    Ontmanteling
    De Vestingwet bepaalt verder dat vestingen en linies die in onbruik zijn geraakt worden opgeheven. Dit zijn vooral vestingen en linies in de noordelijke, oostelijke en zuidelijke provincies. Voor de vestingen komt dit neer op ontmanteling. [Bron: NIMH.nl] ↩︎
  4. Mobiele schutterij 1830-1839
    In verband met de Belgische opstand werden in 1830 zowel de dienstdoende als de rustende schutterijen gemobiliseerd en samengevoegd tot de mobiele schutterijen. Deze waren in Noord-Brabant ingedeeld in drie afdelingen. De eerste afdeling bestond uit twee bataljons waarvan het eerste was ingedeeld in vier compagnieën en een halve compagnie artillerie en het tweede in vier compagnieën. De tweede en derde afdeling bestonden elk uit drie bataljons die ieder waren onderverdeeld in zes compagnieën.
    In augustus 1839 werden de mobiele korpsen opgeheven. ↩︎
  5. Rustende schutterij 1868-1907
    De rustende schutterij, zoals ingesteld bij de wet van 11 april 1827 Stb. nr. 17, bestond in Noord-Brabant uit drie afdelingen, onderverdeeld in bataljons.
    De officieren werden door de koning benoemd, de onderofficieren en de korporaals door de commandanten.
    Ieder bataljon was voorzien van een schuttersraad. Deze bestond gewoonlijk uit een officier van elke rang, een onderofficier, een korporaal en een schutter. De bataljonscommandant was voorzitter en de luitenant-kwartiermeester had meestal de functie van secretaris-comptabele. Tot de werkzaamheden van de raad behoorden het financieel beheer en het beoordelen van en uitspraak doen over alle verzuim en overtreding in zaken van de schutterij en het opleggen van straffen en boeten.
    Aan elk bataljon was een door de koning benoemde auditeur toegevoegd die belast was met het onderzoek van overtredingen.
    In 1868 werd de schutterij gereorganiseerd. In Noord-Brabant werden de drie afdelingen vervangen door twaalf bataljons. De bataljons waren ingedeeld in vier of vijf compagnieën.
    In hoofdstuk V van de Landweerwet van 1901 Stb. nr. 160 werd bepaald dat de schutterijen zouden moeten worden opgeheven. In 1907 werd de schutterij definitief opgeheven. ↩︎
  6. Dussen, een dorp in het Land van Heusden, aan de Bergse Maas, ten noorden van Breda. ↩︎
  7. Dit moet nog eens nagezien worden want het bevolkingsregister van Oisterwijk van 5-10-1908 geeft als geboortedatum 7-10-1850. ↩︎
  8. De devotie voor het Heilig Hart werd in de laatste decennia van de negentiende eeuw bijzonder populair, en die populariteit steeg nog tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. In de jaren ’20 van de twintigste eeuw wijdden gemeenten en parochies in het hele land zich aan het Heilig Hart toe. De talrijke monumenten voor het Heilig Hart in onze provincie getuigen daar van. De leden van de broederschap haalden graag een beeld van het Heilig hart in huis. Dat werd dan officieel geïntroniseerd: de pastoor of de kapelaan kwam dan aan huis het beeld en het huisgezin zegenen, en het gezin aan de bescherming van het Heilig Hart toevertrouwen. Het beeld kreeg dan een ereplaats, meestal op de schouw, onder een stolp. Voorbeeld van het reglement van zo een broederschap te Boorsem (LB, België) ↩︎
  9. De Sint-Joseph vereniging heeft echter geen verwantschap aan het latere klooster Sint-Jozef. In 1938 kochten de Zusters Dominicanessen van Bethanië huize Heidehoeve aan de Ettenseweg 37 in Rijsbergen. Dit gebouw uit 1913 werd vanaf 1941 onder de nieuwe naam ‘Huize Sint Jozef’ het tweede huis van de zusters in Nederland. Louis was toen al lang overleden. ↩︎
  10. Sint-Celicia: patrones van de muziek. Het St. Ceciliakooris indertijd samengegaan met het dameskoor, dat vandaag Voluntate heet. Het enig overgebleven document dat zij nog in bezit hebben op een paar agenda’s uit de jaren 1950-’60 is een handgeschreven Huishoudelijk Reglement Zangkoor Rijsbergen met achteraan de namen van de toenmalige leden en ereleden waaronder erelid, de Wel Ed. Heer De Vlam. “Gezien en goedgekerud door het diocesaan bestuur der H. Greg.-vereeniging in het bisdom Breda. C.A. Verstegen. Pres; S.P. de Wit, Secretaris; C.v. Genk, Penningmeester.↩︎
  11. De informatie hierna is voorzien door Frans J. de Vlam uit Amsterdam. ↩︎
  12. Aanvankelijk wilde Gustaaf notaris worden, maar zijn ouders ijverden er voor om in de textiel te gaan wegens de groeiende industrie in die tijd. Eerst gaat Gustaaf in de leer bij de toen famueze Nijmeegse Textiel Groothandel Bahlman & Cie. Hier leerde hij zijn vrouw Julia kennen. ↩︎
  13. Louis wilde het bedrijf van zijn vader in. Hiervoor liep hij eerst stage bij diverse bevriende buitenlandse bedrijven om het vak te leren maar ook de talen onder de knie te krijgen. Hiervoor ging hij achtereenvolgens naar Bradford (Engeland) en Eberfelt/Barmen (Wupperthal, Duitsland). Vanaf 1923 werkt hij bij Ant Schröder en verdient er zijn sporen, waarna hij in 1929 medevennoot wordt. Hij stelt echter een slechte financiële toestand vast en neemt maatregelen om het bedrijf terug gezond te maken. Dat is echter buiten de crisis van de jaren ’30 gerekend. Pas in 1949, na WO II, komt er een kentering in de financiële toestand en komt er economisch herstel, o.m.. door de productie van het Vlieseline, waardoor het bedrijf eindelijk kan opbloeien. Het bedrijf is ondertussen verhuisd naar Zaandam. ↩︎
  14. In Nederland is een directeur-grootaandeelhouder (DGA) iemand die werkt bij een besloten vennootschap (bv) of naamloze vennootschap (nv) in een binnen de vennootschap relatief hoge (vaak de hoogste) bestuurlijke functie, en een groot deel van de aandelen bezit in het bedrijf. ↩︎
  15. Frans is eveneens betrokken bij het stamboomonderzoek in overleg met Wim N. Koningstein. ↩︎
  16. Kapel Sint Franciscus Gasthuis (ziekenhuis). Interessant complex ao. 1892. Uitbreiding inclusief neoromaanse kapel begin jaren 1920. Dit hele complex is buiten gebruik gesteld in 1976, toen het ziekenhuis verhuisde naar de nieuwbouw aan de Kleiweg. Later is het complex aan de Schiekade, inclusief kapel, gesloopt. ↩︎
  17. In tegenstelling tot Julianus Franciscus de Vlam wiens naams werd ingeschreven als “De Vlam” behield J.A.L de Nederlandse naam “de Vlam”, mogelijk omdat hij zich niet tot Belg liet naturaliseren. De discussie tussen Jules de Vlam en het gemeentebestuur in Merksem vloeide uit het feit dat het Verfranste Belgische overheidsbestuur tussenvoegsels(*) in de naam met kleine letters voorbehielden voor de adel of wie van (heel) rijke komaf was. (*) In Nederland spreken we van tussenvoegsels omdat we inventariseren op de eigennaam (bvb. Vlam, de) terwijl we in België de lidwoorden als deel van de naam identificeren (In België wordt onderscheid gemaakt tussen de Vlam en De Vlam, maar beide alfabetisch gerangschikt onder D). ↩︎

VLAM!