De kolveniersgilde van Tongerlo
Tijdens mijn transcriptie-oefeningen op de eeuwenoude Tongelse akten naar een voor ons leesbaar schrift, stootte ik diverse malen op begravingen in de kerk. Al die ‘speciale gevallen’ werden netjes opgetekend, ook van wie het beroep werd vermeld, Er werden in de loop der eeuwen veel mensen in die parochiekerk begraven; de lijkgeur moet er zeker op warme dagen niet te harden zijn geweest, waardoor de grote deur wagenwijd openbleef overdag; ook tijdens de vieringen in de kerk bleef de deur wellicht open staan.
Toen ik ontdekte dat Norbertus Verleuffel, de neef van Maria begraven werd als hoofdman van de Gulde van Sinte Norbertus, ben ik gaan opzoeken wat er nog te vinden is over die gilde tot bleek dat die nog steeds bestond in (de nu gemeente) Westerlo.
Op 17 oktober 2019 nam ik contact op met de Sint-Norbertusgilde van Westerlo. Keizer Ad van Laarhoven bracht mij in contact met de deken (nu secretaris) van de gilde Susie Helsen. Hieruit ontstond een heel interessante en leuke samenwerking.
Aanvankelijk kreeg ik te horen wat de gilde in haar archieven bewaarde, en wat er mogelijk ook niet in de archieven van de abdij zouden kunnen liggen, als dat niet in een brand is opgegaan in het jaar 1933. Op mijn vraag of er documenten bekend zijn – want ik hoopte namen terug te vinden die met Sebastianus de Vlam zou gerelateerd kunnen zijn – kreeg ik positief antwoord.
Wat de secretaris mij kon mededelen was dat in het historisch archief van de abdij van Tongerlo volgende documenten te vinden zijn:
- in het bundel officiales et Famili n° 23: de keuze van een nieuwe hoofdman op 14 mei 1673 (wij hebben een copy in ons bezit dat wij vroeger van E.H. Kan. Dr. Milo Koyen zaliger hebben ontvangen)
- in het bundel officiales et Famuli n° 19: de gildekaart van onze gilde een document van 28 december 1630 (wij hebben een copy in ons bezit dat wij vroeger van E.H. Kan. Dr. Milo Koyen zaliger hebben ontvangen)
- wat wij ook in ons bezit hebben is “Eenigen aanteekeningen uit Rekeningboek der Gilde vanaf 1683” als eerste regel kan ik hier duidelijk lezen “Van af 1683 teekent als Hoofdman: Norbertus Verleuffel”
“Aan de hand van aantekeningen o.a. in dit boek hebben wij een lijst opgesteld met de hoofdmannen van onze gilde vanaf 1610.”
In november 2019 ontving ik een overzicht van schildjes die aan de koningsbreuk hangen van de St Norbertusgilde:
IAN | VERLINDEN HUYBRECHTSSOONE | CONNINCK | 1610? |
CORNELIS | VAN BEECK | HOOFTMAN | 1613 |
IOANNES | VERHOEVEN | CONINCK | ANNO1613 |
PEETER | VAN LEUFFEL | DEKEN | 1*6*1*3 |
MICHGIEL | VAN HAERT | DEN IERSTEN CONINCK VAN COLOVONIERS GULDE | ANNO 1616 |
DIERCK | BERTHOLOMEUS | KONINCK | AO 1628*1629 EN AO 164? |
PEETER | VAN LEUFELT | HOFTMAN EN KONINC | AO 1630 EN AO 1641 |
PEETER | VAN LEUFELT | HOOFTMAN | 1631 |
MARTINUS | VAN LEUFELT | KOENINCK | AO 1640 |
NORBERTUS | BALEMANS | KONINCK | IN IAER 1713 |
Martinus Verleuffel/Van Leufel was gehuwd met Dijmpna Wouters
Peter Verleuffel/Van Leuffel/van Leufelt was peter van Catharina Vos, dochter van de schout Joannes Vos.
Michiel Verhaert (‘Michgiel van Haert’) was gehuwd met Elisabeth Verdult
Theodorus (Dierck) Bartholomeus was gehuwd met Maria Verachtert. Hij was dooppeter van Siardus Bartholomeus, zoon van Johannes en Magdalena ottens in 1625. Samen met Norbertus Verleuffel tard hij op als getiuge op het huweliujk van Siardus met Maria Truijens in 1659.
Ioannes Verhoeven, kan het gaan om Hieronymus Verhoeven? De vader van Petrus Verleuffel was de dooppeter van Hieronymus’ dochter Adriana. Hij was gehuwd met Anna Custers.
“Al snel bleek uit de lijst met hoofdmannen alle namen te komen die ik herkende als verwanten van Maria Verleuffel. daarom vroeg ik nu naar meer, waarop Susie de kopieën bezorgde van de documenten waarover zij beschikten.
Na de eerste blik op een lijst van namen, vond ik de naam die ik hoopte te vinden: Sebastianus de Vlamme!!
Hierop begon ik de eeuwenoude geschriften te transcriberen, maar ik deed ook meer. Over elke persoon was wel een verhaal, verband of interessant feit te vinden.
Alleen Bastiaen gaf zijn geheimen niet prijs: Hoe kwam hij in Tongerloo terecht? Hoe kwam hij bij de gilde terecht? Welk ambacht oefende hij uit? Welke functie bekleedde hij in het dorp?1
Toen kwam nog een nieuw boekje op de proppen: het rekeningenboek van de gilde. Hier werd ingeschreven wie wat en wanneer deed, welke inkomsten uit boeten werden geind, welke uitgaven werden gedaan, en ook een getuigenis van hoofdman Siardus Schroven waarin hij klaagt over de Franse bezetting in zijn geliefde dorp Tongerloo. Ook hier werden transcripties uitgevoerd, en de ingeschreven personen geidentificeerd. Jammer genoeg heeft dit boekje te lijden gehad van vocht en ongedierte, waardoor sommige stukken of delen van pagina’s verloren zijn gegaan. Het boekje werd zo goed als kundig gerestaureerd en maakt nu deel uit van het gildebezit.
Uiteindelijk was het werk klaar en geïllustreerd, en kon de gilde het in ontvangst nemen.
Op 1 oktober 2021 werd ik, in het kader van 900 jaar Norbertijnen, uitgenodigd op de opening van de tentoonstelling over het gildebezit van de Sint Norbertusgilde Tongerlo in hun gildelokaal te Westerlo. Hier werden dan ook de vier transcripties ter studie voorgesteld en ter inzage aangeboden aan het bredere publiek. De werken vindt u in drie bijlagen hierna die mogelijk niet op smartphone of op tablet te zien zijn.
Wat kunnen we hier uit leren?
Bastiaen, zoals onze voorvader werd genoemd, was lid van de schutters van de ghulde (gilde) van Sinte Norbertus.
Deze kolveniersgilde is ontstaan uit de Sint Sebastiaans(handboog)gilde toen het vuurwapen, de bus, opgang maakte. De buksgilde moest een antwoord bieden op bedreigingen waaraan de inwoners, en vooral de rijke abdijgoederen, waren blootgesteld door rondtrekkende legers en vagebonden. De bedoeling van een gilde was dus het bewaken en beschermen van de eigen bevolking, eigen goederen, eigen milieu en cultuur (outer en heerd: altaar en haard). De gilde verzorgde het begraven van de aangesloten leden en hun gezinsleden, maar konden evengoed bijstaan in het begraven van armen of vreemdelingen, of in geval van een uitbraak van de pest. Maar er was evengoed nood aan broederschap en met vermaak en ontspanning (Binnen de muren van de abdij was hiervoor een hele tuin ingericht waar beide gilden, samen 100 man sterk konden oefenen), maar bovenal droeg het lidmaatschap van een gilde bij aan het burgerbewustzijn.
De bus was een vervaarlijk tuig. Het werkte als een minikanon, dat op een stop is geplaatst, het is dan een hele kunst om te richten en af te schieten. Maar het is uit dit wapen dat later het geweer is ontstaan. In die traditie is de Sint-Norbertus nog steeds een schuttersvereniging dat de luchtkarabijn hanteert.
Wat we vandaag schuttersvereniging noemen (een vereniging waar een schutter met een wapen schiet), had het woord schutters vier eeuwen geleden een heel andere betekenis: schutten is beschermen.
Over de gilden van Tongerlo wordt een interssante uiteenzetting gedaan in De abdij van Tongerloo : Geschiedkundige Navorschingen (kanunnik Waltman van Spilbeek, o.praem., J-F. Buschmann, 1888):
Na de ontkoppeling van de abdij van Tongerloo van de meierij ’s Hertogenbosch begon prelaat Mutsaerdts aan het herstel van de abdij die door verwaarlozing en schermutselingen met legerbendes in verval was getreden. Ter verdediging tegen legerbendes deed de abdij vooral beroep op huursoldaten; zo stonden ca. 20 soldaten onder bevel van kapitein Schellinx.
De prelaat sloot een overeenkomst met de Tongelse bevolking om de gilden te militariseren en een wederzijdse verdediging op te richten. Die overeenkomst werd gesloten op 23 januari 1600: de gilden werden professioneel opgeleid tot milities met behoud van tradities en de abdij zou gebruikt worden als toevluchtsoord. Op 5 juni 1603 werd een overeenkomst van dezelfde aard gesloten met de schepenen en notabelen van Tongerloo.
Op het kerkhof, gelegen op de gronden vóór de parochiekerk, werd tijdens troebele tijden een tijdelijke schans opgeworpen.
Zo ontstond een krijgskundige militie onder vorm van een gilde met korporaals, luitenanten en andere officieren2. Verder werden reglementen uitgewerkt ter handhaving van de openbare orde en tucht in de heerlijkheid. De gilden waar beroep op werd gedaan waren de handbooggilde en de kolveniersgilde die reeds in 1550 bestonden. De Kaerte van 1630 van de gilde van Sint Norbertus (kolveniersgilde) werd opgemaakt door abt Stapaerts en onder abt Verbra(e)ken bekrachtigd.
In 1615 werd onder abt Stalpaerts in de OLV-abdijkerk een kapel ingericht ter ere van de H. Norbertus. Het jaar erna was het Hertogelijk Huis hersteld en zou het deels als schoollokaal dienen. In 1618 kwam er ook een ziekenhuisinrichting. Adrianus en Petrus Stalpaerts werden vóór 1638 begraven in de H. Norbertuskapel in de abdijkerk.
Abt Stalpaerts (ex Waalwijk) (zijn broer was Petrus Stalpaerts, prior sinds 1608) installeerde in 1619 drie studiebeurzen Wijsbegeerte voor het St Willibrordcollege te Leuven, ook en vooral bedoeld voor armere studenten. Na hun studie zouden zij van de abt hun geestelijke klederen ontvangen of moesten zij hun studies gedurende twee jaar terugbetalen (wat uiteindelijk niet gebeurde). In 1737 werden de drie studiebeurzen verenigd in één. Prelaat Stalpaerts ondersteunde in Antwerpen de sociëteit Jesus (Jezuïeten) met de bouw van hun kerk (nu de Carolus Borromeuskerk). In de refuge te Antwerpen (Lange Gasthuisstraat 31 “Huis van Liere”) verbleef Philip van Roij, heer van Ravels, aalmoezenier; hij woonde er en was zaakbeheerder en pleitbezorger voor de abdij.
Elke gilde moest een wettelijke basis hebben om te kunnen opereren binnen de heerlijkheid. Hiervoor werd een reglement opgesteld, de Kaart, een Keure, een akte, waaraan elk lid moest voldoen op straffe van boeten. Die boeten waren niet min; er was voor elke inbreuk op de kaerte wel een boete voorzien, en zogenoemde boetemeesters werden aangesteld om die bij het in gebreke gestelde lid te innen. Daartegenover stonden ook veel privileges die de leden konden genieten. De Kaerte werd opgesteld door de heer van de heerlijkheid, soms de hertog, soms de koning. In Tongerlo was de prelaat (de abt van de abdij) de heer van Tongerloo. Hij was het die de Kaart opstelde ten behoeve van beide schuttersgilden Sint-Sebastiaan en Sint-Norbertus. Die prelaat was abt Stalpaerts, maar het is pas zijn opvolger Theodorus Verbraken die de Kaerte heeft bekrachtigd in 1630. Diens jongere neef, kanunnik Willibrord Verbraken, zou later de werkgever worden van Elisabetha Vlamme, de vermeende zus van Sebastianus.
De schutters waren allen mannen: enkel mannen mochten wapens dragen.
De echtgenotes of weduwen van de gildebroeders waren gildezusters: zij deden het ondersteunende werk binnen de gilde, bvb hun man naar huis krijgen na het zoveelste gelag. De vrouw van de hoofdman oefende doorgaans het gezag over de andere gildezusters uit. Maria Verleuffel, de vrouw van Sebastianus, en onze voormoeder was dus een gildezuster. Voor de teerfeesten waren het doorgaans de vrouwen die voor de inrichting zorgden, de mannen zorgden meestal voor het verbruik. Voor de dans waren de dames natuurlijk onmisbaar, behalve voor de zwaardendans, want nogmaals, alleen mannen mochten wapens dragen.
Van goede naam en faam moesten ze zijn, de inwoners van Tongerlo die in 1630 lid wilden worden van de Sint-Norbertusgilde. „Zo staat het alvast in de zogenoemde gildekaart uit 1630, zeg maar het reglement van de gilde, die zich nog steeds bevindt in de abdij van Tongerlo”
Blijkbaar voldeed Bastiaen aan alle voorwaarden en werd hij toegelaten tot de gilde, waar hij zich leerde bekwamen in het hanteren van de ‘handbussche’.
Nu stellen we uiteraard de vraag: hoelang woonde Sebastianus dan wel in Tongerlo voor hij kon worden toegelaten. Hoe kwam hij aan zijn goede naam? Voor wat kreeg hij faam? Tenslotte was hij geboren in Antwerpen, en woonde in Deurne toen zijn ouders waren overleden en hij nog maar een 10-jarige knaap was.
Was het omdat de familie Pauwels uit Tongerlo afkomstig was? Is Sebastianus daar verder opgegroeid? Daar is geen enkele aanwijzing naar te vinden, meer omdat de naam Pauwels nauwelijks een rol speelt in Tongerlo. Of was het een kanunnik, die zorgde dat Sebastianus via de Premonstratenzers kon worden opgevangen, en dus bescherming genoot? En zou Petrus Verleuffel, hoofdman van de gilde, en peter van de dochter van de schout, zomaar zijn dochter Maria laten trouwen met de (onbekende?) Bastiaen, van wie de ouders reeds lang zijn overleden, als de voogden van Bastiaen niet van onbesproken gedrag en faam waren? Wie heeft hem opgevangen, opgevoed, een stiel geleerd, welke stiel, en waar gebeurde dat? En ondertussen weten we ook dat Bastiaen schepen is geworden in Tongerlo. Hoe kreeg hij het vertrouwen als inwijkeling? Allemaal vragen waar we op heden nog geen antwoord hebben, al bestaan er vermoedens.
Een zoon leerde dikwijls de stiel van zijn vader: in dit geval was zoon Ignatius later bekend als voerman in Gestel en Gemert, en Theodorus als radmaker in Herselt. De oudste zoon Michiel werd mogelijk kanonnier (maar verdween op zijn V.O.C.-avontuur naar Batavia); zoon Petrus werd mogelijk kanonnier in het Staatse leger. Het militaire stuk zullen de zonen van de vader reeds als kind hebben meegekregen. Maar de vervoer- en handelssector zijn terugkerende beroepen over de generaties de Vlam heen. Ons vermoeden is dan ook dat Theodorus het ambacht van zijn vader heeft overgenomen, of zich minstens via Sebastianus in de wagenmakerij heeft gespecialiseerd. Als Sebastianus wagenmaker of radmaker is geweest, dan kan hij ook mogelijk in de werkplaatsen van de abdij gewerkt hebben. Hiervoor moeten we de historische archieven van de abdij nader bestuderen.
Dat Sebastianus toetrad tot de gilde had verschillende redenen. Hij behoorde tot de actieve bevolking, oefende een ambacht uit waar zijn kennis en kunde van zeer groot nut was; hij was een vriend van Norbertus, die gildebroeder was. De getuigen op zijn huwelijk waren alle gildebroeders. Door zijn huwelijk met Maria Verleuffel, dochter van de hoofdman van de gilde, verhoogde hij automatisch zijn status en aanzien, want dat bracht een gilde met zich mee. Nochtans bleef Bastiaen een bescheiden man. Hij deed niets anders dan zijn verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de gemeenschap, hij had burgerzin, maar ambitieus was hij niet. Hij was een graag geziene gast in het dorp en de abdij, en kon op bijna diplomatische manier met iedereen in zijn omgeving opschieten. Wanneer Bastiaen schepen is geworden in Tongerlo, daar hebben we nog geen concrete gegevens over, maar ook hiervoor moeten we nog meer archieven doorploegen van het historische archief van de abdij en van het Rijksarchief te Antwerpen.
Ook Maria behoorde, vanwege haar familie, tot een zekere stand. Haar peter, Cornelis van Beeck, die zich reeds had onderscheiden bij de handboogschutters van Sinte Sebastiaan, werd de allereerste hoofdman van de kolveniersgilde (‘Coloveniers ghulde’) en haar vader, Petrus, was toen deken van de gilde. Hij schoot zich koning in 1631.
Na de dood van Cornelis werd (koning) Petrus tot de nieuwe hoofdman verkozen. Zolang een hoofdman zich geen koning schiet, is hij hoofdman voor het leven. Koning ben je slechts tot de volgende teerdagen). De functies kunnen niet gecumuleerd worden.
Welke rol speelde Sebastianus in de gilde?
Bastiaen kreeg voor zo ver is kunnen nagaan in de gildeboeken geen prominente rol binnen de gilde. Een rol als deken of hoofdman was er niet, mogelijk wel als gezworene. Ook heeft hij zich in de jaren lidmaatschap nooit koning kunnen schieten, dus een begenadigd schutter zal hij misschien niet geweest zijn. Toch wordt hij enkele malen genoemd in de oude akten van de gilde: twee maal bij een verkiezing van een hoofdman en van een alferis (vaandeldrager), en als lidmaat in het rekeningenboek van de gilde.
In 1670 werd de leden .gevraagd hun voorkeur kenbaar te maken voor de aanstelling van een (nieuwe) alferis. Een alferis is de vaandeldrager van de gilde, vergelijkbaar met een Public Relations-functie, want hij is de eerste in de stoet die men opmerkt als de gilde in groot ornaat deelneemt aan processies, begrafenis, of andere plechtigheden of feestelijkheden. De alferis maakte deel uit van het bestuur, en voerde taken uit, enkel opgedragen door de hoofdman. Zolang de alferis kon en wilde het vaandel dragen en onderhouden, bleef hij in die functie, maar het was geen functie voor het leven. Hoe het vaandel er 400 jaar geleden uitzag weet niemand, maar de laatste bewaarde vlaggen zijn vermoedelijk gebaseerd op de oorspronkelijke met kleine wijzigingen. In 1670 was Dierck (Theodorus) Bartholomeus hoofdman van de gilde; hij overleed in 1673 waardoor een nieuwe hoofdman moest worden verkozen.
Sebastiaen de Vlam koos voor Bartholomeus van Beeck. Om onduidelijke redenen kwamen de Verleuffels bij deze verkiezing niet aan bod. Vermoedelijk waren zij toen afwezig in Tongerloo. De policie (de overheid, het bestuur van de gilde) waaronder Godschalk Schellens koos voor Joannes (Jan) Schellens. Uiteindelijk werd Magister Jacobus Meulders verkozen.
Op de verkiezing van de hoofdman op zondag 14 mei 1673 kiest “Sebastiaen de Vlam” voor zijn neef “Norbertus van Luffel” (Verleuffel). Schoonbroer Joannes Verleuffel kiest eveneens voor neef Norbertus. Ook Bastiaen’s huwelijksgetuige, Godschalcus Schellens kiest voor zijn schoonzoon Norbertus.
Norbertus Verleuffel werd bij meerderheid van de stemmen voorgesteld als favoriete kandidaat voor de functie van hoofdman van de kolveniersgilde van Sint Norbertus te Tongerlo. Een keuze die door abt Jacob Hroznata Crils blij werd ontvangen en door hem dus bevestigd. Norbertus is daarbij de tweede Verleuffel die tot hoofdman werd verkozen. Eerder deed Petrus Verleuffel, zijn oom, hem dat voor.
Tabel HOOFDMANNEN van de Sint-Norbertusgilde
Jaar | HOOFDMAN | referentienaam | overlijden | abbiaat prelaat |
1613 (*) | Cornelis van Beeck | Cornelius van Beeck | 17-09-1638 | A. Stalpaerts |
1631 | Peeter van Leufelt | Petrus Verleuffel | 30-01-1657 | T. Verbraken |
1657-1670 | Dierick Bertelmeus | Theodorus Bartholomeus | 04-05-1673 | A. Wichmans/A.Ursino/J.H.Crijns |
14-05-1673 | Norbertus van Leuffel | Norbertus Verleuffel | 30-08-1688 | J.H.Crils |
Tabel KONINGEN van de Sint-Norbertusgilde
Jaar | Naam KONING | referentienaam of info | overlijden | abbiaat prelaat |
1613 (*) | Cornelis van Beeck | Cornelius van Beeck | 17-09-1638 | A. Stalpaerts |
1628 | Dierck Bertholomeus | Theodorus Bartholomeus | 04-05-1673 | A. Stalpaerts |
1629 | Dierck Bertholomeus | Theodorus Bartholomeus | 04-05-1673 | A. Stalpaerts |
1630 | Peeter van Leufelt | Petrus Verleuffel | 30-01-1657 | T. Verbraken |
1640 | Martinus van Leufelt | Martinus Verleuffel | 17-06-1662 | T. Verbraken |
1641 | Peeter van Leufelt | Petrus Verleuffel | 30-01-1657 | T. Verbraken |
Op Koningschieten, dat om de drie jaar wordt gehouden aan het lokaal van de Sint-Norbertusgilde, gaat traditioneel een optocht vooraf zoals de traditie het wil. Onder tromgeroffel en met het vaandel voorop volgen de schutters en hun dames, daarna de genodigden van andere gilden, de notabelen en de eregasten. Na de verwelkoming door de griffier worden de reglementen voorgelezen over het verloop van de schieting. Daarna zet de proost van de gilde het gebed in en onderwijl stapt de gilde in kring driemaal omheen de boom. Daarna begint de schieting, waarbij de bevriende gildeleden als de notabelen en de eregasten hun kans mogen wagen om de vogel af te schieten. Daarna is het de beurt aan de gildeschutters, en komt het echte werk. Vroeger was het koningschieten aan de mannen voorbehouden, maar sinds de wijziging van de statuten mogen nu ook de dames mee schieten. Wie het eerst de vogel afschiet is koning en dan is het koningschieten voorbij. Ook op 8 juni 2024 schoot de koning meteen raak. Uiteindelijk werd beslist dat iedereen nog eens mocht schieten voor de eer.
- Enkele antwoorden hierop worden ontsluierd op andere pagina’s. ↩︎
- Hoofdman: werd door de heer gekozen uit de achtbaarste burgers, later uit de rijkste poorters volgens het ambacht.
Deken = onderhoofdman (soms ook zwaarddeken genoemd)
Deelmannen = vergelijkbaar aan schepenen in een heerlijkheid als Tongerlo; zij hadden rechterlijke bevoegdheden in lage geschillen over bvb. eigendom, ↩︎ - Met luchtkarabijn wordt op de vogel geschoten, meer bepaald op een plaatje van 4x4cm op 17 m hoogte en veel wind is het geen sinecure om te richten. Of ik de vogel heb kunnen schieten, mag u aan de gilde vragen: https://stnorbertus-gilde.be/ ↩︎