In tegenstelling tot wat de titel suggereert, was Petrus geen verloren zoon. maar eigenlijk is door de digitalisering van archieven zijn naam recent boven water gekomen en werd daarbij een fout in de transcripties van het betreffende archief vastgesteld.
Entiteit | Naam | Soeverein |
Gemeente | Heerlijkheid TONGERLO | Prelaat van Tongerlo, abt Jakob Hroznata Crils |
Provincie | Hertogdom Brabant | Landsheer van Brabant: Karel II |
Land | Katholieke/Zuidelijke/Habsburgse Nederlanden | Koning Spaanse Rijk: Karel II1 |
Petrus de Vlam is geboren in het ouderlijk huis in het dorpscentrum te Tongerlo omstreeks 1668.
Daarmee is Petrus het zesde kind van het gezin Sebastianus en Maria, net vóór Ignatius is geboren. (wie het onderzoek van Wim N. Koningstein naleest, zal merken dat de volgorde hiermee ook opschuift, waarbij na onderzoek Norbertus de Vlam het achtste kind wordt, na Ignatius).
Van hem vonden we in het huidige Nederland een begraafakte in de vestingstad Heusden.
1694
15 december
obiit petrus de vlam ex tongerlo miles
Petrus de Vlam, een soldaat uit Tongerlo is (in Heusden), overleden op 15 december 1694
De geschiedenis van Heusden gaat terug naar 722 wanneer het voor het eerst in de geschiedenisboeken wordt vermeld. Hierbij gaat het niet om de vestingstad, maar het nabij gelegen Oudheusden. Het huidige Heusden is ontstaan rond 1200. Het ontstond rondom een van de oudste waterburchten van het noordwesten van Europa en het was de eerste stad in Nederland met een stadsmuur. Vanwege de strategische ligging kende de stad tevens een roerige geschiedenis. Heusden had te maken met meerdere rampen. De Spanjaarden belegerden en verwoestten de stad in 1569. Meerdere keren werd de stad getroffen door de pest. Tijdens een grote brand in 1572 werd bijna de volledige stad in as gelegd en in 1680 sloeg de bliksem in bij de kruidtoren waardoor het kasteel en de omliggende huizen werden verwoest.
Heusden ontstond rondom de grootste waterburcht van noordwest Europa. Het werd de eerste Nederlandse stad met een stadsmuur.
De vestingwerken werden in opdracht van Willem van Oranje gemoderniseerd in 1581. De stad zag er destijds uit zoals de stad er hedendaags uitziet met vier poorten die toegang gaven tot de stad. In Heusden hebben zich meerdere rampen voorgedaan. In 1569 werd de stad door de Spanjaarden belegerd en geheel verwoest. Meerdere keren werd de stad getroffen door de pest. Tijdens de grote brand in 1572 werd bijna de hele stad in de as gelegd. Van het prachtige stadhuis was niets meer over. In 1680 werden het kasteel en omliggende huizen verwoest, doordat de bliksem in de kruittoren sloeg. In 1821 verloor Heusden zijn vestingstatus en in 1879 ook het garnizoen. De verdedigingswerken waren verwaarloosd en men dacht erover na deze te slopen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Heusden een frontstad. De geallieerden rukken op en de Duitsers gaan naar het noorden van Nederland. Om te voorkomen dat de Britten de hoge uitkijkposten innemen, blazen de Duitsers alle hoge gebouwen op. Vier uur nadat het stadhuis wordt opgeblazen rijden de eerste Schotse militairen Heusden binnen.
Omdat men de monumentale waarde van de oude stad inzag, werd besloten om de vestingwerken te renoveren. Hierbij werd een kaart van Joan Blaeu aangehouden die in 1646 werd gemaakt. Na de restauratie won Heusden in 1980 de Europa Nostrae-prijs, de hoogste Europese prijs op het gebied van restauratie2.
Terug naar Petrus:
Na de Vrede van Münster in 1648 is de 80-jarige oorlog voorbij.
Willem II van Oranje regeert de Republiek der Zeven Provinciën, en hij voert het Staatse Leger (bestaat tussen 1575-1795) aan.
Petrus is beroepssoldaat in dit Staatse Leger. Hij overleed toen hij nog (geen of net) 26 jaar was.
Hij was gelegerd in de onneembare vestingstad Heusden.
Heusden maakte deel uit van de Zuiderfrontier of de Zuidelijke Waterlinie (door inundaties, forten en vestigen), bedacht en uitgebouwd door Menno van Coehoorn (1641-1704), als verdedigingslinie tegen de zuidelijke vijanden. In Heusden hebben zich meerdere rampen voorgedaan. In 1569 werd de stad door de Spanjaarden belegerd en geheel verwoest. Meerdere keren werd de stad getroffen door de pest. Tijdens de grote brand in 1572 werd bijna de hele stad in de as gelegd. Van het prachtige stadhuis was niets meer over. In 1680 werden het kasteel en omliggende huizen verwoest, doordat de bliksem in de kruittoren sloeg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers de prachtige toren van het stadhuis vernield.
Petrus overleed tijdens de negenjarige oorlog (1688-1697); die oorlog was gericht tegen Frankrijk en haar zonnekoning Lodewijk XIV. Als Petrus reeds was ingetreden in het leger heeft hij waarschijnlijk slag geleverd bij Neerwinden (bij Landen, Vlaams-Brabant) op 29 juli 1693, die hij dan gelukkig heeft overleefd, al was het nog anderhalf jaar voor hij het leven liet.
Het gezin van Petrus:
Volgens een doopakte binnen een scheuring van de katholieke kerk, nl. de Oud Katholieke Kerk Nederland (OKN) was Petrus vader van een zoon, samen met Mechtildis, van wie de familienaam hier niet meteen te achterhalen is.
Zij kregen samen op 22-03-1694 een zoon, Hubertus de Vlam, gedoopt in Utrecht.
Van de meter kennen we een patroniem (Anna Jans. = Anna, dochter van Jan); een peter is er niet en verder wordt duidelijk waarom.
1694
22 Martii
Hubertus
P(ater): Petrus de Vlam
M(ater): Mechtildis.
Matr(ina): Anna Jans.
De meter Anna Jans bevalt zelf van een meisje Elisabeth op 13-03-1695, De vader is onbekend.
Akte
Elisabeth illegit:
Pater: N.N.
Mater: Anna Jans
Matr: Magdalena van Hees
Over militairen in dienst van de Republiek bestaan militaire stamboeken ‘Officieren, Onderofficieren en Manschappen van het Staatse Leger. Maar enkel vanaf 1707. Van militaire registraties vóór 1707 is niets bewaard gebleven.
Eerder in maart 1694 overleed graaf Willem Adriaan van Horne te Heusden; hij was meester-generaal van de artillerie.
Als Michiel militar kannonnier was (bij de V.O.C.), dan kan ook Petrus zich in de artillerie bekwaamd hebben, en aldus dienen in het Staatse leger van de Republiek.
Petrus was blijkbaar een tijd gelegerd in Utrecht, waar hij een relatie onderhield met een meisje in de stad, Mechtildis. Zij werd zwanger; omdat Petrus katholiek was opgevoed, wilde hij het dan ook katholiek laten dopen. Niet evident in een stad waar het katholicisme verboden was. Sinds de reformatie leefde de RK kerk ondergedoken in zogenaamde schuilkerken. In Utrecht was een Oud-Katholieke kerkgemeenschap, een parochie van de Roomsch-Katholieke Kerk der Oud-Bisschoppelijke Clerezij of Cleresie, ofwel een noodgedwongen afscheuring van de Rooms-katholieke kerk: hier werd Hubertus gedoopt.
Zestiende tot achttiende eeuw
De Nederlandse Opstand tegen Spanje, begonnen in de jaren zestig van de zestiende eeuw, stond al spoedig mede in het teken van een strijd tussen protestanten en katholieken. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd de Nederduitse Gereformeerde Kerk als ‘ware religie’ en dus als bevoorrechte kerk behandeld, maar zij kreeg nooit de status van staatskerk. Zo ontwikkelde de Republiek zich als een multiconfessionele samenleving, waarin de katholieken zich als minderheidskerk redelijk konden handhaven, al moesten zij hoge kosten maken om ontheffingen van anti-katholieke maatregelen (‘plakkaten’) te krijgen. Toch brokkelde het aantal katholieken geleidelijk af, omdat zij in de praktijk van hoge ambten waren uitgesloten, en anderzijds maar spaarzaam van de armenkassen profiteerden. De Utrechtse kerkprovincie (het gebied boven de rivier de Waal) was nog maar nauwelijks opgericht of zij werd in 1592 door Rome weer tot missiegebied verklaard. De zogeheten Hollandse Zending kwam onder leiding te staan van een apostolisch vicaris. De zuidelijke gewesten vielen in die tijd onder de Mechelse kerkprovincie. Rond 1700 leed de Hollandse Zending onder een ernstige interne crisis rond de van jansenisme beschuldigde apostolisch vicarissen Neercassel en Petrus Codde. Daaruit ontstond in 1723 de Oud-Katholieke Kerk (Oud-Bisschoppelijke Clerezij). Nadat in 1717 de apostolisch vicaris definitief door de Staten-Generaal uit het land was verbannen werd deze functie voortaan waargenomen door de pauselijke nuntius in Brussel.
In 1694 was er nog geen Schisma in de katholieke kerk, maar de barsten tussen de toen nog katholieke schuilkerk (Roomsch-Katholieke Kerk der Oud-Bisschoppelijke Cleresie) en het Vaticaan waren reeds gezet en werden met de jaren groter tot de bisschop van Utrecht, Petrus Codde, door de jezuïeten van jansenisme verdacht werd, enkele jaren later werd geschorst uit het ambt (lees: afgezet) door de paus, in 1702.
Het is zeer waarschijnlijk dat Mechtildis eveneens katholiek was, afkomstig uit Utrecht en dit haar parochie was, maar dat haar vader of familienaam haar onbekend was. Petrus was zeker katholiek want geboren in de Spaanse Nederlanden (Tongerlo). De kans dat zij huwden voor de Nederduits Gereformeerde kerk is bijna onbestaande. Er is geen akte van gevonden of is verloren gegaan.
Een stamboek voor militairen uit 1694 in Nederland heeft ooit bestaan, maar is vermoedelijk vernietigd in oorlog en brand.
Trouwen voor Schout en schepenen was ook mogelijk, maar Petrus was militair. Zijn bevelhebber was vermoedelijk graaf en meester-generaal van de artillerie Van Hoorn (afkomstig uit Heusden), die eerder dezelfde maand als de doop van Hubertus de Vlam, in Utrecht is overleden. Vermoedelijk is Petrus daarna met het garnizoen naar vestingstad Heusden (NB) verplaatst en kreeg hij aldus geen tijd meer om voor de gevestigde orde te kunnen trouwen (trouwen als militair was ook aan regels gebonden); een doop van zijn zoon lukte net wel nog. Hij overleed enkele maanden later in Heusden op 25-jarige leeftijd.
Hoe of waarom Petrus als katholieke ‘Spaanse Nederlander’ in het Staatse beroepsleger terechtkwam, zal altijd een vraag blijven; misschien om de reden dat zijn broers of latere neven, vermoedelijk als schutters (kanonnier) bij het VOC gingen, en omdat het goed betaalde?
De doopakten werden ondergebracht bij de OKN Utrecht maar zijn ouder dan de verwijzing naar Clerezij. Mogelijk zijn die doop-en trouwakten bij de OKN ondergebracht wegens niet conform de RK voorschriften, en vielen zij ook onder deze parochie.
Over het gedoopte zoontje, Hubertus de Vlam, lijkt verder niets te vinden. Vermoed wordt dat hij als kind reeds is gestorven, maar daar is (nog) geen begraafakte van gevonden.