Het tijdvak van Sebastianus in Tongerlo werd gekenmerkt door markante figuren die heersten over het dorp, de abten van Tongerlo. Hierover vind je meer op de pagina: Sebastianus en de prelaten van Tongerlo.
Het gebruik van de abdijgebouwen en terreinen door de Tongelse bevolking
De abt van de abdij was tegelijk de heer van Tongerlo, aangeduid als: de prelaat. De bevolking van de heerlijkheid stond dus ten dienste van de abdij, maar ook de abdij had (een deel van) de bevolking iets te bieden, anders dan het bedelen van brood en andere etenswaren aan arme lieden. Er was de parochiekerk die zich binnen de muren van het abdijcomplex bevond; er was de recreatieruimte, maar eveneens waren er oefenvelden voor de schuttersgilden; er was de ‘camere’ van de gilde, en er was een school voor de dorpelingen, weliswaar buiten de muren.
Omgevingsbeschrijving: zie BIJLAGEN A/B hieronder
De gravure (Wenceslas Hollar, 1650) en figuratieve kaerten van J. Subil (1655) lijken niet eenduidig als men de details van de gebouwen en inplantingen gaat vergelijken.
Bij Hollar valt het op dat de binnentuin van de kanunniken (in latere tijden hun kerkhof) reikt tot aan het apsis van de parochiekerk, terwijl Subil de tuin aftekent tot halverwege abdij- en parochiekerk, respectievelijk ook wel binnen- en buitenkerk genoemd. Dit lijkt ook een realistischer of correcter beeld gezien de schuttersgilden noch via de parochiekerk, noch via de binnentuin van de kanunniken de boomgaard en speelvelden zouden kunnen betreden.
Bij Subil zien we een rechthoekige ruimte, naast het Hertogelijk huis, die omschreven wordt als de kaatsbaan (‘ketsbaen’)(12).
Tussen het ‘distilleer huysken’ (11) en de hof achter het hertoghuis staat een torentje. Dit kan een wachttorentje zijn (zoals voorzien op de andere delen van de vesten), maar het kan evengoed een oefentoren van de handbooggilde Sint-Sebastiaen zijn (zoals bij de Sint-Sebastiaensgilde te Brugge: foto inzet).
BIJLAGE A: Gravures van de abdij van Tongerlo in vogelperspectief.
Uit de diverse gravures blijken vrij opvallende verschillen te bestaan in de details. De gravures kunnen daarom beter beschouwd worden als artist impressions waar details niet zozeer met de werkelijkheid hoefden overeen te komen, en eerder de grandeur van de abdij mochten belichten. Jacques Van Werden was ontwerper en tekenaar die zich in Parijs aan het Franse hof van Lodewijk XIV had opgewerkt tot boogschutter van de Koninklijke wacht. Hij maakte voortekeningen voor L. Vorsterman en W. Hollar. Vermoedelijk hebben die laatsten zich gebaseerd op die voortekeningen van van Werden, en andere zaken aan hun verbeelding ontleend.
Overzicht in vogelperspectief van de abdij van Tongerlo, getekende door de Boheemse schilder Wenceslas Hollar in 1650 onder het abbatiaat van abt Augustinus Wichmans.
Het hertogelijk verblijf is het gebouw aangeduid in het rood. De gravure vermeldt hierover: domus ducis et scola (hertogelijk verblijf en school). De abdij van Tongerlo was een zeer belangrijke, rijke en invloedrijke abdij, die nauw verbonden was aan het hertogelijk huis van Brabant.
De vraag is nu wat men hier bedoelde met school:
- Is het een school voor de monniken om zich verder te bekwamen of om jonge monniken verder op te leiden of bij te scholen?
- Is het de Latijnse school voor de dorpelingen die verder wilden studeren?
- Was hier de school van het dorp gevestigd?
Er is een reden waarom de parochiekerk, bedoeld voor de Tongelse bevolking, binnen de muren van de abdij was gebouwd. Misschien werd om dezelfde reden geopteerd om de kinderen te onderwijzen binnen de (veilige) muren van de abdij. Er waren alleszins een of meer schoolmeesters (ludimagister), waarvan Hubertus van der Heijden de bekendste was. Hij was ook schutter van de kolveniersgilde.
Op een andere gravure van van Werden en Lucas II Vorstermans uit 1659 (zie inzet hieronder) zien we een ander beeld van de omgeving ter hoogte van het hertogelijk verblijf (6): naast dit verblijf zien we aan de muur een wachttoren, en een gebouwtje ervoor. Gezien de nr 6 staat voor “Domus Ducis et Schola”, is de school ofwel gevesitgd in het gebouw, ofwel in het klein gebouwtje naast het wachttorentje. Op het grondplan van Subil (1655) wordt gewag gemaakt van een distilleerhuis en een ziekenverblijf (7), maar gezien het ziekenverblijf pas werd gerealiseerd onder abt Crils in 1666, zou dit misschien wel een schooltje kunnen geweest zijn tot er een nieuw gebouwtje werd gebouwd net vóór de parochiekerk, zodat de schoolmeester tegelijk ook toezicht kon houden op de goede orde van het kerkhofgebeuren, een taak die frequent werd opgelegd aan schoolmeesters in die tijd.
Op dezelfde gravure vinden we de boerderij in een lichtjes andere configuratie die dichter naar de werkelijkheid aansluit, waar die van Hollar (rechts) nog werkhuizen centraal plaatste en een watervest binnen de muren van de boomgaard.
Een gravure van onbekende signatuur en datum in het bezit van de bibliotheek van Ugent toont nog andere details, waarbij we nu duidelijk de huidige gebouwen van “De Oude Linden” herkennen; de meest noordelijke (afzonderlijke) gebouwen voorbij de drenkplaats vormen dan weer een groot contrast met de andere gravures.
Nog een detail is de tiendschuur. In tegenstelling tot was- en pachthuis, koeienstal en gasthuis, krijft de tiendschuur heel bescheiden afmetingen (alsof die niet mag opvallen)
Misschien staat het werkhuis op de gravure van Hollar voor het tiendhuis, maar heeft Hollar de verkeerde aanwijzingen gekregen.
BIJLAGE B: Grondplan van de abdij van Tongerlo, Joris Subil, september 1655. Schaal 10 roeden. (1 Antwerpse roede = 5.74m; 1 voet = 28,68 cm)
De zuidelijke buitenmuur van de parochiekerk vormt een geheel met de rest van de zuidelijke abdijmuur. De kaart hierboven suggereert een zijdelingse ingang, waartoe de Tongelse bevolking de kerk kon betreden. Volgens archeologen lijkt dit een deurgat te zijn, maar het kan ook gaan om een slechte weergave van de kaart. Daar tegenover staat dat een weggetje recht door het water tot aan de kerk loopt;indien dit het geval was, dan was er ook een bruggetje aangebracht. Ter plaatse in Tongerlo vandaag aan de nu gerestaureerde muur kan men aan enkele uitstekende witstenen en de vijf traveeën tussen de zes steunberen vaststellen waar de dorpel moet hebben gezeten.
Mogelijk was er een tweede toegang tot de kerk aan de binnenzijde van de abdij, bvb aan het apsis (achter het koor waar de sacrestie zich bevond), zodat de pater/pastoor de abdijcomplexen niet hoeft te verlaten om zijn kerk te betreden; het lijkt logisch. Helaas bestaat er geen afbeelding of geschrift dat die theorie staaft.
Om de boomgaard van de kanunniken te bereiken kon men via de grote poort onmiddellijk rechtsaf (virtueel doorheen het huidige prelaatshuis) richting het binnenplein van de parochiekerk (ook wel buitenkerk genoemd), en via het hekken dat aan de kerk grensde, de tuin betreden. Deze 1 ha grote boomgaard herbergde de recreatieve speelterreinen alsook de oefenterreinen van de schuttersgilden van St Norbertus (handbus) en St Sebastiaan (handboog). Ook langs deze weg bereikte men het hertogelijk verblijf, in welk gebouw een school was gevestigd.
Deze theorie wordt nog eens versterkt door een andere gravure Jacob van Werden en Lucas II Vorstermans uit 1659, eveneens vervaardigd onder abt Wichmans, die slechts in enkele (belangrijke) details lijkt te verschillen van die van Hollar. Misschien werden hier wel de fouten uit de andere verbeterd (o. a. torenspits van de abdijkerk is veel gestileerder):
In het volgende detail zien we recreanten op de closbaen en op de (toen nog geen?) kolveniersbaan; we zien ook een duidelijke toegang naast de parochiekerk tot de boomgaard:
Hoewel gewag wordt gemaakt van een schooltje buiten de abdijmuren, ter hoogte van de buiteningang van de parochiekerk, is dit nergens terug te vinden op de voornoemde kaarten van Hollar (1650) en Subil (1655). Ook het parochiekerkhof is er niet op afgetekend.
Nochtans geven de begraafboeken, afhankelijk van de pastoor in dienst, veel details over de overledenen, met name of ze IN de parochiekerk of (uitzonderlijk) in de abdijkerk werden begraven.
Iedereen die iets voor de abdij had betekend, en die geen ernstige zonden had begaan in zijn leven, kreeg het voorrecht om in de kerk te worden begraven, bvb. een gildebroeder en zijn gezin, de kokkin van de abdij, de schoolmeester, de secretaris van Tongerlo, enz…
De vraag is alleen sedert wanneer de dorpelingen buiten de parochiekerk werden begraven en waar precies. Sommige kaarten tonen een kerkhof, al dan niet met omheining, net vóór de buiteningang avn de parochiekerk. Op sommige kaarten moest je vanuit de abdijstraat via het kerkhof om de kerk te betreden.
BIJLAGE C: Vergelijking inplanting van de oude abdij tegenover de huidige abdij.
Wat enigszins verrast aan deze overlay is dat de watervest die zo minutieus is afgemeten, niet noordelijker ligt dan de gebouwen die uit die tijd dateren zoals de tiendschuur en de boerderij
BIJLAGE: Gravure van Jacobus van Werden en Lucas II Vorstermans uit 1659 met aanduiding van diverse wegen en de toegang tot de rectreatieruimte gilden
Gravure bibliotheek Ugent
BIJLAGE: Detail van de figuratieve kaart van 1656 door landmeter Joris Subil (Archief Abdij Tongerlo, AAT, III, rol nr. 3): de oude kloostergebouwen met de oorspronkelijke refter, aangeduid door de pijl (bron: Onroerend erfgoed.be)
Op deze kaart van zien we duidelijk de werkhiuzen, nu “De Oude Linden”, de boerderij met koeistal, schapenstal, tiendschuur op correcte grootte en het gastenverblijf.
We zien een closbaene in de boomgaard van de kanunniken, en we zien de wegen van het dorp naar de abdij. De abdijstraat volgde toen quasi andere trajecten.
Op het detail van de parochiekerk lijkt een deur te zijn afgebeeld. Aan de andere kant van de watervest staat een gebouwtje. Het groene perceel met nr 22 zal wellicht het Tongelse kerkhof zijn. Het gebouwtje vóór de kerk zal dan vermoedelijk het dorpsschooltje zijn.
Deze details komen niet voor op de eerder aangehaalde gravures.
De kaart van Subil in vergelijking met een luchtfoto via Google Maps toont hoe de trajecten zijn veranderd. De laan tussen de abdij en de Geneinde werd halverwege onderbroken door een nu onder akkers verdwenen weg. De binnenvesten loopt geheel rond de buitenmuren van de abdij. De buitenvest vormt een tweede ring die men moet oversteken om de abdij te bereiken.
Die buitenring werd reeds sind 1715 verkort waardoor extra landbouwgrond beschikbaar kwam. Dit liet meteen ook toe om een rechte weg aan te leggen tussen de abdij en het dorpscentrum van Tongerlo. De buitenvest werd sedertdien gevormd door een beekje waar thans de Boerentangstraat en Koningsblok hetzelfde tracé volgen tot aan De Trannoyplein, dan via Geneinde tot aan de Oevelse Dreef om dan terug aan te sluiten met de Westelijke watervest en verder de Oevelse Dreef te volgen tot de Blokstraat en zo terug naar de Boeretangstraat.
Begin 18e eeuw is het huidige tracé van de abdijstraat tussen hoofdpoort en huidige kerkhof van Tongerlo aangelegd. Er werd blijkbaar voor geopteerd om zo veel mogelijk landbouwgrond te gebruiken door minder wegen en strakkere patronen te hanteren zoals op de Ferrariskaarten van 1777 te zien is.
Uit het detail zien we duidelijk de contouren van de parochiekerk, het kerkhof en een gebouwtje bij het kerkhof. Een rij bomen schermt het kerkhof af van de abdijstraat die het dorpscentrum verbindt met de hoofdpoort van de abdij.
EEN SYNTHESE:
Het is bijzonder moeilijk om conclusies te trekken uit de verschillende voorstellingen van de abdij-infrastructuur, zowel binnen de buitenste muren als daarbuiten, dus blijft het bij tot nader onderzoek bij theorie.
- Dorpsschool
- Recreatie- en oefenruimte gilden en de toegangsweg vanaf de hoofdpoort
- Camere van de gilden
- Werkplaatsen ambachtslieden
- Toegangswegen naar de abdij en de parochiekerk en de school
- Dorpsschool
De gravures maken melding van een school (schola) bij de Domus Ducis. Afhankelijk van de tijdsgeest en van de bestuurder (prelaat) werd er dikwijls gesleuteld aan de infrastructuur. Reeds in de 16e eeuw was de meeste infrastructuur gerealiseerd. Het feit dat de parochiekerk binnen de muren van de abdij lag, en de gildekamer van de handbooggilde zich binnen de abdij bevond, lag het voor de hand dat ook de kinderen werden onderwezen binnen de veilige muren van de abdij. Tenslotte waren het tijden van roversbenden en doortrekkende legers.
Mogelijk was het schooltje dus aanvankelijk gevestigd ter hoogte van het hertogelijk verblijf. Toen er in rustiger tijden (1666) voor de monniken een ziekenverblijf met tuin aan te pas kwam, moest er een nieuwe locatie voor de school worden gevonden, waar kindervreugd minder als storend werd ervaren voor de mediterende gemeenschap, dus werd een nieuw gebouw geplaatst op het terrein vóór de ingang van de kerk, dus buiten de abdijmuren.
Dat had menig voordeel:
- De schoolgaande jeugd hoefde minder ver te stappen. Ze moesten immers niet langer via de hoofdpoort en de boomgaard van de kanunniken om de klas te bereiken.
- Hetzelfde gold voor de schoolmeester, die ondertussen ook de taak had gekregen om toezicht te houden op de aanwijzing van begraafplaatsen voor nieuwe overledenen op het buitenkerkhof[1], het onderhoud van het kerkhof, de goede orde op het kerkhof, enz…
- Vie het brugje over de watervest had men onmiddellijk toegang tot de parochiekerk.
- Recreatie- en oefenruimte gilden en de toegangsweg vanaf de hoofdpoort
Op de gravures kunnen we in de boomgaard van de kanunniken duidelijk de doelen zien waar de handbooggilde kon oefenen. Toen de kolveniers ten tonele kwamen, werd een bestaand recreatieveld omgeturnd tot oefenterrein. Niet enkel de gilden konden er oefenen of zich bekwamen. Ze mochten eveneens gebruik maken van de recreatievelden ingericht voor o.a. de closbal of het immer populaire kaatsen.
Het gebruik van de recreatievelden was wel gereglementeerd o.a. in de Kaerte van de gilden.
Om tot daar te geraken moest men binnen langs de hoofdpoort en direct rechts waar naast het huis van de provisor een poortje doorgang gaf, langsheen (naast) het pant van de prelaat naar de ‘pletse achter de ceucke vande abdije’, langsheen de noordmuur van de parochiekerk; via een poortje ter hoogte van het apsis van de kerk kwam men zo in de boomgaard terecht.
- Camere van de gilden
In de Kaerte van de Sint-Norbertusgilde werden regels voorgelegd die binnen het gildelokaal, ‘de camere’, golden op straffe van boeten. Dit lokaal kon in het dorp gelegen zijn, maar meer aannemelijk is dat de abdij een lokaal ter beschikking hield van de gilden. tenslotte hadden zij daar ook oefenvelden ter beschikking. Het lokaal kon dan ook dienen als commandopost bij gevaar van buitenaf.
- Werkplaatsen ambachtslieden
Wie vandaag via het poortgebouw het binnenplein van de abdij opstapt en meteen links gaat ziet aan de linkerkant de oorsponkelijke gebouwen van de oude abdij die naast het poortgebouw en bureel van de provisor de werkplaatsen en koetshuizen van de abdij huisvestten. vandaag vinden we er vergaderruimtes en de abdijboekhandel “De Oude Linden”.
- Toegangswegen naar de abdij en de parochiekerk en de school
Waar we vandaag een wandel-/fietsweg (zie foto hieronder links Abdijstraat) hebben die recht naar het dorp loopt langsheen de vest, moest men vroeger een omweggetje maken: dat zien we op de kaarten van o.a. J. Subil.
Hierna volgt een impressie van het huidige prachtige abdijcomplex die nog weinig lijkt op het majestueuze complex van vóór de Franse Tijd.
Tijdens de ontstaansgeschiedenis waren de eerste pachters van de abdij lijfeigenen, decennia later werden ze pas horigen1. In de 14e eeuw werden mensen mobieler en hadden ze beter sociale mogelijkheden. De arbeidskrachten werden cijnsplichtigen, maar op het einde van de 14e eeuw stapte de abdij over tot het verpachten van gronden. Cijnzen waren onveranderbaar en in de loop van de tijd minder waard geworden. En bezittingen uitgeven in pacht had nog enkele andere voordelen, zo had een pachter veel minder rechten dan een cijnsplichtige en kon men de pacht aanpassen aan veranderende economische toestanden2.
Tongelse inwoners waren de echte opbrengstkrachten voor de abdij. Slechts enkele van de dorpelingen dorpelingen werden op de abdij tewerkgesteld. Sommige tewerkgestelden kwamen zelf van heinde en verre om op de abdij te werken. De Tongelse bevolking woonde voornamelijk in het dorp; wie in de buurt van een abdijhoeve woonde, was meestal werkzaam op de akkers en velden van die hoeve. De meesten hadden een tuintje waarop ze zelf wat gewassen konden verbouwen.
In de 17e eeuw, tijdperk van Sebastianus, Maria en hun kinderen in Tongerlo vinden we in de dorpskern voornamelijk stenen huizen. Hiervan vinden we uit die tijd helaas niets meer terug in Tongerlo-dorp.
- horige [Wikipedia] De horigen waren boeren die gebonden waren aan de grond die zij bebouwden, onderhielden, bejaagden of bevisten. Ze mochten deze niet zonder toestemming van de heer verlaten (glebae adscripti = ‘aan de aardkluit gebondenen’). Ook hun familieleden waren gebondenen. ↩︎
- Het abdijdomein van de abdij van Tongerlo in de 15de
en de eerste helft van de 16de eeuw (met speciale
aandacht voor de pachthoeven van de abdij). Heerman, Cedric, 2003, UGent ↩︎